In
het korte nawoord bij Ginder schrijft
Mieke Vandromme: ‘Deze roman is geïnspireerd op de emigratie van mijn
grootouders naar Canada in 1926. Het is een mengeling van realiteit en fictie
die ontstond in mijn verbeelding.’
Met accurate tijdsaanduidingen (het vertrek vanuit de haven
van Antwerpen vindt plaats op 22 oktober 1926) en verder nauwgezet de
chronologie van het verblijf in Canada van hoofdfiguren Bertha en Flor volgend
(dit tot en met de terugkeer van Bertha naar Vlaanderen, vijf jaar na hun
emigratie) brengt Mieke Vandromme een stuk familiegeschiedenis in kaart. In een
korte proloogtekst lezen we: ‘Vijf jaar geleden was er blijdschap geweest op
het schip. Grote dromen. De opwinding over het onbekende. Blinkende ogen
voorwaarts gericht naar een punt over de oceaan. De toekomst had alle goeds van
de wereld beloofd.’
Van deze hoog gekoesterde verwachtingen is weinig in huis gekomen. Voor
Bertha, die een armzalig bestaan hier in Vlaanderen wilde ontvluchten (zij was
ertoe veroordeeld, als amper dertienjarige, in de weverij te gaan werken waar
ook haar vader de karige kost verdient), lijkt alleen kommer en kwel weggelegd.
Flor lijkt niet de vriendelijke en behulpzame man te zijn die ze in hem vermoedde.
Bij hun aankomst in Canada – na een overtocht die Bertha in een waas van ziekte
en ongemakken heeft moeten doorstaan – wordt Flor aangehouden op verdenking van
smokkel van waardepapieren.
Bertha trekt alleen verder, op weg naar de familie van Flor
die in Windsor voor opvang zorgt. Daar blijkt ze eerder een lastpost dan een
welkome gast. Langzaam weet Bertha haar eigen leven weer op de rails te
krijgen, zeker als ze als au pair bij een Canadese familie terechtkomt en zo
financieel het hoofd boven water weet te houden. Ook in het tekenen – de troost
van de schoonheid die kunst kan bieden – vindt ze een houvast.
Later verschijnt Flor
weer in haar leven. Hij werkt in de Fordfabriek en schopt het daar zelfs tot
ploegbaas. Drank en een onstilbare honger naar geld zullen hem weer de das
omdoen: hij organiseert vluchtroutes voor mensen die hoe dan ook weg willen en
zal gesnapt worden. Het mag duidelijk zijn: voor Bertha en haar zoontje Sammmy
blijft alleen een retour naar Antwerpen over.
Ginder tekent in een vlot verteld verhaal het harde bestaan van
emigranten. Er zijn de leefomstandigheden, er is de manier waarop Vlaamse
jongelui er ingeluisd worden door uitbuiters zonder scrupules, er is de emotionele
kant van de hele zaak… Over Canada en de emigratie schreef Erik Vlaminck in het
kader van zijn genealogisch onderzoek in 1993 de roman Wolven huilen. De expressieve kracht die hij er in en door zijn
aanpak wist in te leggen, mis ik grotendeels in de roman van Mieke Vandromme.
Mieke
Vandromme: Ginder, Sterck & De Vreese, Gorredijk 2020, 304 p. ISBN 9789056156190
deze pagina printen of opslaan