Dit korte boekje is, zoals de titel aangeeft, een pleidooi tegen
enthousiasme. In een aantal korte, snedige hoofdstukjes neemt de in Nederland
erg populaire filosoof Coen Simon het enthousiasme onder vuur en legt hij met
een scherpe analyse de onderliggende culturele malaise bloot die van het
enthousiasme zo’n populair sentiment heeft gemaakt.
Enthousiasme
is een symptoom van stuurloosheid. Dat is, in essentie, het uitgangspunt van
Simons pleidooi. De vurige verbetenheid waarmee we vandaag ideeën en waarheden
aanhangen en luidkeels op allerhande sociale platformen verkondigen, is vooral
een wanhopige poging om onze eigen onzekerheid te overroepen. Die
onzekerheid is op zich een gevolg van het einde van de autoriteit: het feit dat
de waarheid in het tijdperk van het postmoderne pluralisme van haar voetstuk is
getuimeld en dat niemand vandaag nog over het vanzelfsprekende gezag beschikt
om de instemming van anderen te verkrijgen louter en alleen omdat die anderen
vertrouwen hebben in hun oordeel. Niemand mag nog voor een ander spreken en
jouw waarheid is de jouwe, die van mij die van mij, en niemand hoeft daar
verder iets over te zeggen, want dat is immers anti-pluralistisch, intolerant,
en eigenlijk gewoon een hate crime weetjewel.
Een andere, en verwante, manier
waarop we onze onzekerheid proberen te overroepen, is door, in weerwil van het
luidkeels beleden waarden- en waarheidsrelativisme, deze relativiteit enkel en
alleen over de standpunten van anderen af te roepen: het precieuze zelf staat
immers altijd en overal foutloos in de Waarheid. Wie het niet met ons eens is,
is tegen de redelijkheid, tegen de waarheid, tegen de wetenschap. Want die
laatste mag (ondanks haar afgekondigde relativiteit) toch ook nog komen
meespelen, zij het dan onder bepaalde voorwaarden: dat ze onze eigen agenda
dient en met oplossingen komt die, liefst hier en nu, alle problemen doen verdwijnen.
Wetenschap is een troostkussen geworden: ze is legitiem in de mate dat ze het
in kwetsuren zwelgende zelf bevestigt en ons het vereiste beeld van de
werkelijkheid als vaststaand feit voorspiegelt, ongeacht of daar ook buiten de
bubbel van het zelf werkelijke feiten (werkelijke feiten?) aan
beantwoorden. Zelfkritiek is immers niet aan de enthousiasteling besteed: die
weet zich door god bewogen (enthousiasme betekent etymologisch letterlijk door
de godheid bezeten zijn) en staat dus altijd in het licht en aan de kant van de
engelen.
Het
is de verdienste van Simons elegante pleidooi dat hij de kromme logica achter
die dynamiek van het hedendaagse enthousiasme in heldere taal, en met sprekende
en aan de actualiteit ontleende voorbeelden, blootlegt. Een van de figuren die
hij daarbij in het vizier neemt, is Greta Thunberg, die tegenwoordig zowaar op
de Verenigde Naties verschijnt om de babyboomers en Generatie X met verbeten
vurigheid de les te spellen (een spektakel dat om verschillende redenen
pijnlijk was om te aanschouwen, en niet het minst omwille van de meesmuilende
gretigheid waarmee sommige politici, in plaats van zelf politiek te handelen,
aan haar voeten zaten alsof dit kind een orakel was). Simon illustreert aan de
hand van Thunbergs retoriek (die haar ongetwijfeld door een cordon van
raadgevers wordt gevoed) heel mooi hoe problematisch de enthousiaste relatie
tot de wetenschap is, die binnen een dergelijk discours tot een alles-of-niets
probleemoplossend middeltje wordt gereduceerd. Binnen de enthousiaste optiek is
wetenschap altijd eenduidig, nooit hypothetisch, en vooral legitiem als ze de
eigen agenda dient. Er is maar één weg, en dat is de ware, en dat is die van
ons. Discussies worden daarbij nog op de spits gedreven door het gebruik van
geforceerde dilemma’s (als je niet kritiekloos voor abortus bent dan ben je
meteen radicaal anti-vrouw) die de complexiteit van de werkelijkheid op
misleidende wijze vereenvoudigd voorstellen. In die verbetenheid spiegelt de
enthousiaste logica de logica van de identiteitspolitiek zoals Elma Drayer die
recent treffend op de schop nam in Witte schuld.
Simons essay is ongelooflijk
scherp (een enkele slordige formulering daargelaten). Hij schetst de contouren
van onze culturele malaise helder en direct, waardoor een complexe realiteit
bevattelijk wordt weergegeven. Hoewel hij een vurig pleidooi voert, is hij
nooit enthousiast maar altijd bedachtzaam, en voegt hij noodzakelijke korte
uitweidingen in over de falsificatie en de open maatschappij volgens Karl
Popper, over Arendts denken over politiek, of over de manier waarop
geëngageerde kunst zichzelf vernietigt. Wie de cultuur van het enthousiasme
onder vuur neemt, wordt door de betrokkenen al snel afgeserveerd als een moreel
kwestieuze neo-conservatief, maar dat laatste zal men van Simon moeilijk kunnen
beweren: het is bemoedigend om de huidige quasi-pluralistische consensus vanuit
een progressief en ruimdenkend perspectief in vraag gesteld te zien.
Coen Simon: Pleidooi
tegen enthousiasme. Als waarheid een kwestie van smaak wordt, De Bezige Bij,
Amsterdam 2020, 94 p. ISBN 9789403184203. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan