Na bijna tien
jaar is er een nieuwe en herziene druk verschenen van Canetti’s De fakkel in
het oor, het tweede deel van zijn beroemde en adembenemende autobiografie.
In Nederland wordt het boek gepromoot via de Schwob-reeks van vergeten
klassiekers. Het verscheen oorspronkelijk in 1980 en werd door de literaire
kritiek unaniem enthousiast onthaald. Het jaar daarop kreeg Canetti de
Nobelprijs voor Literatuur. Het derde deel, Het ogenspel verscheen in
1985 en behandelt de periode 1931-1937. Samen met Het martyrium en Massa
en macht, behoort de biografie tot het allerbeste wat Canetti heeft
geschreven.
Het
eerste deel, De behouden tong, is de geschiedenis van Canetti’s jeugd. Hij
wordt geboren in een kleine Bulgaarse stad, in een getto van Spaanse joden. Het
gezin Canetti verhuist voor het werk van de vader naar Engeland, waar Canetti
enkele jaren les volgt in Manchester. Later loopt hij school in Wenen en
Zürich. Van beide ouders krijgt hij een degelijke culturele opvoeding mee. Zijn
vader sterft jong. Dit alles tegen de achtergrond van een Europa dat dooreen
wordt geschud door de verschrikking van de Eerste Wereldoorlog.
In het volgende deel,
De fakkel in het oor, focust Canetti op zijn studentenjaren, de jaren
twintig van de vorige eeuw. Canetti kiest niet voor het geld van een
koopmansbestaan, nochtans een traditie in de familie Canetti. Zijn interesse
gaat uit naar cultuur: hij wil schrijver worden. In Wenen studeert hij
scheikunde, met uitstekend resultaat, maar het belangrijkste speelt zich naast
zijn studies af.
We ontmoeten Canetti aan het
begin van het boek In Frankfurt, waar hij aan het Wöhler-Realgymnasium studeert.
De hyperinflatie zorgt voor schrijnende armoede. Canetti is dan ook erg onder
de indruk wanneer hij op straat iemand onwel ziet worden en van honger en
zwakte in elkaar ziet zakken. Op school krijgt hij toegang tot de lerarenbibliotheek
en leest de boeken uit de klassieke oudheid: de geschiedschrijvers, de lyrici,
de treurspeldichter, de redenaars; enkel de filosofen slaat hij voorlopig over.
Zijn voorliefde gaat uit naar Aristophanes en het Gilgamesj-epos.
In Wenen start hij
zijn opleiding tot scheikundige. Daarnaast volgt hij ook colleges over
onderwerpen die werkelijk van belang voor hem zijn. Essentieel zijn ook de
personen uit de culturele wereld waarmee hij in aanraking komt. Het is de
periode waarin half Wenen idolaat is van Karl Kraus. Deze schrijver en cultuurcriticus
is niet enkel bekend om zijn eenmanstijdschrift Die Fackel maar ook om
zijn satirische solo-optredens. Canetti mist er geen enkele van en zal
diepgaand beïnvloed worden. ‘Geen van zijn woorden trok ik in twijfel. Nooit,
onder geen beding, zou ik in strijd met hem hebben gehandeld. Hij was mijn
zienswijze. Hij was mijn kracht.’ Hij leert er ook Veza kennen, zijn
toekomstige vrouw.
Belangrijk is de werking van de
massa tijdens dergelijke bijeenkomsten. Toehoorders behandelen Kraus als een vedette:
ze applaudisseren al bij zijn intrede in de zaal en lachen om een bon mot terwijl
die nog niet helemaal is uitgesproken. Er heerst een sfeer van blinde
idolatrie. Canetti doet er inspiratie op voor zijn toekomstige
sociaal-psychologische studie Massa en macht, zijn levenswerk, dat pas
in 1960 zal worden gepubliceerd. Canetti vindt dat Freuds verklaringen
onvoldoende waren en zet naast een geslachtsdrift ook een massadrift.
Nog belangrijker voor
zijn studie over de massa, is een arbeidersmars die Canetti in Frankfurt
meemaakte. Het was een protestdemonstratie tegen de moord door extreemrechtse
officieren op de industrieel en politicus Walther Rathenau:
‘De fysieke aantrekkingskracht
kon ik niet vergeten, het feit dat ik er zozeer bij wilde horen, waarbij generlei
overwegingen of bedenkingen en generlei twijfels mij van de laatste sprong weerhielden.
Later, toen ik aan mijn verlangen toegaf en me werkelijk in de massa bevond,
had ik net het gevoel alsof het hier om iets ging wat in de natuurkunde
bekendstaat als de zwaartekracht. […] Mij ging het, dat was hem duidelijk, om
een roesachtige toestand, om een verhoging van de ervaringsmogelijkheden, om
een toename van de persoon die buiten haar eigen grenzen trad, bij anderen die
het net zo verging aansluiting vond en met hen samen een hogere eenheid
vormde.’
Later
zou hij nogmaals betrokken worden in een massabetoging. Arbeiders waren
doodgeschoten, de rechtbank sprak de schuldigen vrij. Naar aanleiding hiervan
ontstond er een stormloop op het justitiepaleis dat door arbeiders in brand
werd gestoken.
Tijdens de zomermaanden van 1928 reisde Canetti naar Berlijn. In vergelijking
met deze stad was Wenen een provinciestad.
‘Het afzichtelijke gekrioel, naast en door elkaar heen,
zoals dat uit de tekeningen van George Grosz tegemoet sloeg, was niet
overdreven, het was hier iets natuurlijks, een nieuwe natuur die onmisbaar voor
je werd en waar je aan gewend raakte. Iedere poging om jezelf af te sluiten,
had iets pervers en was het enige wat nog als pervers werd ervaren, en als het
je voor korte tijd lukte, kreeg je al gauw weer de kriebels en stortte je je in
de drukte.’
Canetti
werd er op sleeptouw genomen door Wieland Herzfelde, de uitgever van Malik
Verlag. Canetti mocht meehelpen aan de biografie van Upton Sinclair,
toentertijd een populaire auteur die allerhande misstanden in de Verenigde
Staten aanklaagde. In Berlijn leert Canetti intellectuele vrijheid kennen. In
Wenen werd alles bepaald door Karl Kraus: wie je mocht lezen en wat je diende
te veroordelen lag vast. In Berlijn wemelde het van beroemdheden en deed
Canetti inspiratie op bij meerdere mensen. Hij leert er Bertolt Brecht, George
Grosz en Isaak Babel kennen. Terug in Wenen schreef hij zijn meesterlijke roman
Die Blendung, vertaald als Het martyrium.
De fakkel in het oor is
als apart boek te lezen. Het thema van het boek is de wordingsgeschiedenis van
een schrijver. Met een tomeloze energie en een grote nieuwsgierigheid kijkt
Canetti om zich heen. Op die manier leert hij al op vroege leeftijd de
onderwerpen kennen die hij heel zijn leven zal meedragen. Hij doet ervaringen
op die van cruciaal belang zullen blijken te zijn in zijn schrijversleven en is
een uitstekende observator van de tijdsgeest. Dit alles wordt opgeschreven in
een tijdloze taal. De fakkel in het oor is
een prachtig boek dat nu opnieuw leverbaar is.
Elias Canetti: De fakkel in het
oor. Mijn levensgeschiedenis 1921-1931, De Arbeiderspers, Amsterdam 2020, 430
p. ISBN 9789029540889. Vertaling van Die Fackel im Ohr. Lebensgeschichte 1921-1931
door Theodor Dusquenoy. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan