Sarajevo
mon amour
In 1957 reisde Georges Perec de vrouw
op wie hij verliefd was achterna naar Belgrado. Later dat jaar stapte de eenentwintigjarige
student naar een uitgever met het manuscript van De aanslag in Sarajevo
onder de arm. Het romandebuut werd geweigerd en raakte in de vergetelheid. Door
een gelukkige speling van het lot en een helpende hand van Perecs biograaf
David Bellos, kunnen we eindelijk genieten van deze eersteling (nu ook in
Nederlandse vertaling) van een uiterst veelzijdig auteur. Uit nagelaten
briefwisseling blijkt dat Perec destijds met zichzelf worstelde en naar een
manier zocht om niet langer 'zoon' te zijn, maar 'man' te worden. Zijn leven
bestond uit ronddwalen in Parijs, kroegen afschuimen en een onbestemd wachten.
Tot hij Mila leerde kennen.
De aanslag in Sarajevo
opent met een toespraak waarin een spreker zich verzet tegen de algemeen aanvaarde
interpretatie van de aanslag op kroonprins Frans Ferdinand van Oostenrijk,
gepleegd op 28 juli 1914. De rechters oordeelden dat de Groot-Servische
propaganda achter de aanslag zat. De spreker ziet het anders.
In een tweede verhaallijn voert
Perec een ik-verteller op, geïnspireerd op zichzelf in de jaren 1950. Deze 'ik'
studeert in Parijs en heeft zijn zinnen gezet op de minnares van een
Joegoslavische kameraad. Van Mila zag hij tot dusver slechts een foto, maar dat
volstaat om een merkwaardige driehoeksrelatie te construeren en aan te sturen
op een krachtmeting met zijn rivaal, de lelijke maar intelligente,
idealistische Branko.
Maanden na de gebeurtenissen wil de ik-figuur de hele
fatale geschiedenis rationeel ordenen. Waarom kan hij zich een aantal feiten en
indrukken uit die tijd zo slecht herinneren? Toen hij Mila voor de eerste keer
in levenden lijve zag, was hij met stomheid geslagen – meent hij zich te
herinneren. Ze oogde zachtmoedig, helemaal niet hartstochtelijk zoals hij
verwacht had. Verliefd op Branko was ze duidelijk niet. Bij iedere nieuwe
ontmoeting leerde hij haar beter kennen en werd – althans gedeeltelijk –
verliefd op haar. Mocht Branko een ander geweest zijn, was de ik-figuur
waarschijnlijk nooit op Mila verliefd geworden.
Branko keerde terug naar zijn
vrouw in Sarajevo en Mila vertrok naar Belgrado. In haar afscheidsblik zag de
ik-verteller het bewijs van een overduidelijke verstandhouding. Volgde een
brief uit Belgrado waarin Mila dit vermoeden leek te bevestigen. Binnen de week
regelde hij visum en reisbiljet en vertrok richting Joegoslavië.
Niemand wachtte hem
op. Hij kende geen woord Servisch. Na vier dagen kwam Mila dan toch opdagen,
maar van de verwachte hartstocht was wederom geen sprake. Was hij een droom
achterna gehold? Nu hij hier toch was, besloot hij de confrontatie aan te gaan.
Hoe de
gebeurtenissen van toen reconstrueren? 'Zal iemand mij geloven als ik zeg dat
ik het aan mijn hypocrisie te danken heb dat ik nu nog in leven ben?'
Toen hij zijn
gevoelens tegenover Mila uitte, deed zij – tot zijn ergernis – alsof ze hem niet begreep. Ze hield van Branko
– onmogelijk! Hij moest iets ondernemen. Wat begon als een intellectueel
spelletje en stoerdoenerij werd een uitputtende metafysische en morele strijd.
Vergeefs. Branko plukte de vruchten van zowat alles wat hij ondernam. Ze namen
hem hoegenaamd niet serieus. Ze wisten niet waartoe hij in staat was. Er zat
niets anders op dan al zijn wapens in de strijd te gooien.
Het zou verkeerd zijn om deze
geschiedenis (en dé geschiedenis) te reduceren tot een verhaal over fanatisme.
De nobele bedoelingen van de aanslagpleger – hoe zwak en miserabel ook – mogen niet veronachtzaamd worden. Het verhaal
móet opnieuw verteld.
Sardonisch laat Perec zijn ik-personage heen en weer
slingeren tussen naïviteit en dubbelzinnigheid, lafheid en branie, trouw en
verraad. Zal hij zijn nobele inborst of zijn boosaardige kant tonen? 'Man worden'
loopt blijkbaar niet altijd van een leien dakje en kan tot weinig koosjere
daden aanzetten. Hoe besluiteloos en opportunistisch Perecs personage ook is,
in zijn ogen fonkelt het onblusbare vuur van de bezeten romanticus. Dat wekt
sympathie.
Een
magnifieke passage, waarin Perecs latere meesterschap en onvergelijkelijke
humor zich reeds aftekenen, beschrijft (de enige) drie seconden van triomf bij
de ik-figuur – het fundament van de hele historie: 'Die avond gaf ze blijk van
haar verlangen. In geringe mate natuurlijk. Gedurende drie seconden. Het is
weinig, maar het is enorm, zoals Victor Hugo zou zeggen. Haar hand, die zoals
ik voelde voor eeuwig rond de mijne was samengeknepen, ontspande zich gedurende
drie seconden en volgde perfect de omtrekken van mijn handpalm en vingers om
vervolgens weer hevig samen te knijpen, als om mijn vingerkootjes te
verbrijzelen.'
De bal was aan het rollen. Zegepraal gloorde. Drie seconden volstonden om een
aanslag te beramen. Dit werkt danig op de lachspieren. Moeiteloos verleidt de
jonge, intrigerende Perec de welwillende lezer met zijn obsessieve, innemende
personage, zijn zelfspot en zijn – toen al – complicerende gepuzzel.
De troonopvolger komt
aan in Sarajevo. In de menigte maken vijf mannen zich gereed - nooit had hij
mogen ingaan op Branko's uitnodiging om naar Sarajevo te komen. Toch zal hij
zijn handen kunnen wassen in onschuld.
Georges Perec: De aanslag in
Sarajevo, De Arbeiderspers, Amsterdam 2020, 176 p. Vertaling van L'attentat de
Sarajevo door Edu Borger. ISBN 9789029511896. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan