Alleen de bergen zijn mijn vrienden is een bijzonder boek over de omgang met vluchtelingen in het Westen. Het
ontstaan van dit ooggetuigenverslag in de vorm van een roman is op zichzelf al
opmerkelijk.
De Koerdische dichter en journalist Behrouz Boochani is in zijn
vlucht naar Australië in 2013 opgepakt en illegaal gevangen gezet op het eiland
Manus. Hij schreef zijn verhaal in wat ook wel wordt omschreven als ‘de Australische
goelag’ in het geheim op zijn telefoon en smokkelde het via tekstberichten naar
buiten.
Alleen
de bergen zijn mijn vrienden begint met de volle vrachtwagens die zich in
konvooi richting de oceaan haasten. De verhalen van gezonken boten vol
vluchtelingen roepen bij de passagiers de vraag op of deze vrachtwagens misschien
koeriers van de dood zijn, maar de beschouwende hoofdpersoon, die vanaf het
begin respect afdwingt bij de lezer, is vastberaden en besluit dat hij niet zal
sterven door verdrinking, dat zijn dood uit een eigen keuze moet voortkomen. Hij
kan zich niet voorstellen dat hij meer dan duizend kilometer verwijderd van
zijn land zal sterven. Zo’n willekeurig lot kan hem niet overkomen. Nood dwingt
geestkracht af:
‘Dit is wat ik weet: moed is
veel dieper verbonden met wanhoop. Hoe wanhopiger een mens, des te fanatieker
hij het gevaar steeds meer opzoekt.’
De bootreis wordt uitgebreid beschreven,
je deint mee op de woeste golven van de Indonesische wateren en de poëzie van
Boochani. De hoofdpersoon blijft onder alle omstandigheden zijn medepassagiers
scherp observeren. De extreme situatie brengt andere kanten van de mensen naar
boven, sommigen behouden hun waardigheid, anderen gedragen zich als hongerige,
wilde wolven om te overleven. Je bent getuige van de hoop en doodsangst van de
mensen. Wanneer dan ook de waterpomp kapot gaat moeten ze met man en macht
water scheppen om niet te zinken terwijl de boot aan alle kanten wordt belegerd
door golven. Als lezer proef je het zoute zeewater. Alle hoop is gevestigd op
een lichtpuntje in de verte, hun gemeenschappelijk doel:
‘Het verre licht lijkt van levensbelang; een oorlogskreet,
een aansporing om te vechten voor onze levens. Maar in de slaapvertrekken lijkt
hoop iets anders te betekenen: het vragen om hulp van boven. Door de gebeden en
recitaties gaan je haren rechtovereind staan. Ik denk dat deze angst erger is
dan de dood. Muzikale odes, rituele gezangen, de kinderen die zich aan hun
moeders vastklampen. Tranen uit het rijk van het hiernamaals vermengen zich met
de gezangen en smeekbedes.’
Volledig uitgeputte, wanhopige mensen die terug zijn
gebracht tot enkel een lichaam moeten boven zichzelf uitstijgen en met hun
allerlaatste levenskracht vechten voor hun leven. Een Brits vrachtschip komt net
op tijd tot redding en sleept ze naar hun gemeenschappelijk doel Australië.
In de televisieserie
Handmaids tale (naar de gelijknamige dystopische roman van Margaret
Atwood), weet een dienstmaagd na vele ontberingen en strijd te vluchten. Bij de
grens met Canada wordt ze gevonden door een vriendelijke grenswacht die haar
meteen wikkelt in een isolatiedeken en zegt dat ze veilig is. Ze wordt naar het
ziekenhuis gebracht waar het hele ziekenhuis, personeel, patiënten, bezoek,
voor haar applaudisseert. Ze is een held. De kloof tussen werkelijkheid en
fictie kon niet groter zijn. De odyssee over de oceaan van Boochani en zijn
lotgenoten eindigt in een gevangenis op Kersteiland waarna ze zullen worden verbannen
naar het eiland Manus. Alles in het kamp is erop gericht om de vluchtelingen te
ontmenselijken. Ze krijgen een persoonsnummer, ze worden ontkleed en tot in
lichaamsholtes gefouilleerd. De bewakers zien ze als onmensen en treden bruut
op wanneer ze niet mee willen werken. Iedereen lijkt samen te spannen. Journalisten
hangen rond als aasgieren, azend op een blik van de zieke en hulpeloze mensen, ellende
druipend uit hun poriën, om zich op hen te storten en hun foto’s de wereld over
te sturen. Het idee is dat ze als waarschuwing gaan dienen, om mensen die
bescherming willen zoeken te ontmoedigen.
De roman geeft de vluchtelingen
niet zozeer een gezicht (dat is namelijk het uitgangspunt van de schrijver) als
dat het de verantwoordelijken voor een onmenselijk systeem ontmaskert. Boochani
weigert het systeem te accepteren door verbaasd te blijven. Met grote verontwaardiging
stelt hij de vraag: zijn jullie mensen?
Behrouz Boochani: Alleen de
bergen zijn mijn vrienden, Jurgen Maas, Amsterdam 2019, 383 p. ISBN 9789491921698.
Vertaling van No friend but the mountains door Irwan Droog. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan