Een
manier van verdwijnen
Aan de rand
van de woestijn in 'the Southwest': zonovergoten parkeerplaatsen, motels,
tapastenten, roze neon en groene bierreclames. Het is nog aardedonker maar de
verteller is klaarwakker. Moeizaam gaat hij rechtop zitten en luistert naar de
jankende coyotes, ver weg in de eindeloze vlakte. Ten prooi aan een vreemd
knagend ochtendverdriet – twee jaar geleden verliet zijn vrouw hem – denkt hij
terug aan zijn vader, de gewezen oorlogspiloot. Bizarre beelden verschijnen op
zijn netvlies. Op het einde was de oude man zo klein geworden dat hij in de handpalm
van zijn zoon paste. Lang geleden deelden ze een minnares, een puber nog.
De
legendarische Amerikaanse acteur, regisseur en schrijver Sam Shepard stierf in
2017 aan de gevolgen van ALS. In de laatste jaren van zijn leven, stevig
gekruid met drugs, drank en rock & roll, schreef hij twee bijzondere, deels
autobiografische prozawerkjes. Omdat zijn spieren het lieten afweten, riep hij
de hulp in van zijn oude vriendin Patti Smith om de manuscripten van The One
Inside en Spy of the First Person te redigeren. In haar voorwoord
van The One Inside, zopas door uitgever Gerrit Brand bezield vertaald als Die Vanbinnen,
vertelt Smith hoe ze ervan uitging Sam goed te kennen – die brutale
einzelgänger met zijn evocatieve geest, almaar schipperend tussen woede en
stoïcisme – om dan verrast, gefascineerd vast te stellen dat hij het 'min of
meer, helemaal niet' is. Eerder ziet ze in zijn poëtische, surrealistische werk
een lintworm uit zijn maag glibberen, 'recht de desolate eeuwigheid in'.
De verteller
staat op, zet koffie, kijkt uit het raam. De hele omgeving is opgeslokt door
duisternis. De honden zijn verdwenen. Terwijl hij terugdenkt aan de jaren die
hij in trailers doorbracht en aan zijn tijd met 'het Meisje', ontrolt zich voor
zijn ogen een surrealistisch panorama. Shepard laat zijn personage instinctief,
met wijd open ogen door dat droomachtige landschap zwerven, begrensd door tijd
noch ruimte. Als met de hakken van zijn laarzen markeert hij met woorden zijn
weg en verdwaalt in het schemergebied tussen waken en dromen. Benzedrine
stroomt door zijn aderen.
Wat te denken van zichzelf? Een bijna zeventig jaar oude
man met een twintig jaar oud meisje. Ongepast. Voordat het Meisje langskwam,
zat er iets ineengedoken op zijn borst, een soort fantoom. Hij durfde zich
nauwelijks te bewegen toen zij zich uitkleedde en hem probeerde te verleiden.
Met zijn gebazel over samen zelfmoord plegen, joeg hij haar weg. De steeds
aanwakkerende wind rond zijn huis maakte haar sowieso al gek. Het Meisje is
gaandeweg 'Chantage Meisje' geworden. Zonder zijn medeweten heeft ze hun
intieme telefoongesprekken opgenomen en wil die nu openbaar maken. Hij verdenkt
haar ervan de boel bij elkaar te fantaseren.
Wat kan hij anders dan beverig doorgaan
met zijn leven? In de badkamer kijkt hij naar een rij medicijnflesjes, spul
voor het hart. Hij houdt alles binnenin, rijdt met zijn truck uit om de honden
te zoeken. Toen hij nog bij zijn vader woonde, kwam Felicity nu en dan langs.
Met haar witte, maagdelijke jurkje en haar zwarte tasje ging ze in de rieten
stoel zitten en wachtte zwijgend op zijn vader. Ze kon goed tegen de stilte en
leek geen angst te hebben voor de toekomst. Felicity was veertien, hij dertien.
Hij werd zenuwachtig van haar, vluchtte via de achterdeur de woestijn in.
Hij ziet
zichzelf graag als onschuldig, maar beseft dat het grote leeftijdsverschil met
het Chantage Meisje hem in een ander licht zou kunnen plaatsen. Begeerte lijkt
voor de hand te liggen. Tussen hen beiden ontwikkelt zich een subtiel
machtsspel, waarbij ze om beurten aan de touwtjes trekken. Uiteindelijk stuurt
hij haar huilend weg en trekt zich terug achter zijn grijsblauwe Olympia
schrijfmachine. Hij is alleen, komt niet aan schrijven toe. Wat wil ze
bereiken? Wat wil hij bereiken?
Misschien gebeurde het gewoon, was het ineens daar. 'Als
een hert bij het vallen van de avond […] Een oor dat zich spitst. Nog een oor.
Je bent niet alleen. Je ziet het niet eens. Het ziet jou.' Zijn vrouw wist dat
het zou gebeuren. Hij ontkende het. Toen reed ze weg. Was zijn toestand
catastrofaal? Hij rijdt naar de stad, geteisterd door junkies: achtergelatenen
en achterlatenden op doortocht. Hij moet een manier vinden om te verdwijnen.
Felicity
verleidde en verkrachtte hem. Daarna ontweek hij zijn vader en werd een balling
in zijn eigen leven. Hij ligt op bed, verlamd tussen twee levens. In de lege
kamer draait geruisloos een ventilator. Oorverdovend schalt het
onuitgesprokene. Hoe ga je om met het onverbiddelijke verdwijnen? Wil je
herinnerd worden als acteur, als iemand die je niet bent? Zal hij, zoals zijn
vader, steeds kleiner worden of in stukken uit elkaar vallen? Is zijn toekomst
bevroren, nu het Meisje weg is? Zelfs zij wist niet meer wanneer hij acteerde.
Misschien was het verveling.
Felicity vond een manier van verdwijnen.
Besluiteloos zoekt de verteller
de waarheid van zijn leven in zijn dromen: de details, de symboliek. Zitten de
demonen binnen of buiten? Fragmentarisch, cinematografisch bijna, schept
Shepard in Die Vanbinnen een fabelachtig bewustzijn, getekend door
schuld en schaamte. Identiteiten laat hij meesterlijk ineenvloeien en met
kurkdroge humor en vrolijke waanzin brengt hij licht, lucht en magie in het
schrijnende relaas van een langzaam verdwijnende man.
Sam Shepard: The One Inside/Die
Vanbinnen, Nobelman, Groningen 2020, 206 p. Vertaling van The One Inside door
Gerrit Brand. ISBN 9789491737572
deze pagina printen of opslaan