Amélie Nothomb werd in 1967 geboren in de Japanse havenstad
Kobe – toch als we de beknopte biografie op haar eigen webstek mogen geloven;
heel wat bronnen beweren evenwel dat ze in 1966 in Etterbeek het levenslicht
zag. Ze is de dochter van een Belgische diplomaat en woonde tot haar vijfde in Japan.
Daarna verkaste ze onder meer naar China, de VS en Laos. Toen ze zeventien was
kwam ze naar Brussel met het oog op haar studies Romaanse filologie.
Brussel zat haar toen
verre van gegoten, vooral doordat Japan haar te zeer was blijven aankleven. Dat
ze ook in het land van de rijzende zon niet kon aarden, daar kwam ze achter, toen
ze er op haar eenentwintigste een stage deed als vertaler-tolk in een
multinational en met haar neus op de Japanse bedrijfscultuur werd gedrukt. De
opoffering en discipline die er van werknemers werd verwacht, alsook de
dienende rol van de vrouw waren aspecten van de Japanse arbeidsethiek waar Nothomb
het moeilijk mee had. Aan deze episode – zelf spreekt ze van een professioneel
fiasco – wijdde ze in 1999 haar roman Met
angst en beven, die werd bekroond met de Grand Prix du Roman van de
Académie Française.
Debuteren deed ze zeven jaar eerder met Hygiëne van de moordenaar (1992). Dit was het begin van een blijvende
samenwerking met de Franse uitgeverij Michel Albin. Amélie Nothomb schrijft afwisselend
in Brussel en Parijs en legt zichzelf daarbij een strikte discipline op – iets
van Japan zit haar kennelijk nog in het bloed: elk jaar brengt ze aan de
vooravond van de rentrée littéraire in Frankrijk een boek uit, maar voor elke
roman die verschijnt, zijn er ook twee manuscripten die ze niet voor publicatie
vatbaar acht.
In
2019 kwam Nothomb met Soif (Dorst) naar
buiten, het Jezusboek dat al jarenlang in haar lag te sluimeren. Het is geen
zedenkomedie of wrang-geestige parabel, zoals we van haar gewoon zijn. Dorst geeft weer wat er door het hoofd
gaat van de door haar gecreëerde Jezusfiguur tussen het moment van zijn proces en
zijn verrijzenis.
Het proces is een ware schertsvertoning. De mensen die Jezus met zijn
wonderen heeft gered, komen er tegen hem getuigen. Zo beklaagt de voormalige
blinde zich over de lelijkheid van de wereld die hij nu noodgedwongen
aanschouwt en neemt het bruidspaar van Kana het Jezus kwalijk dat hij het water
pas in wijn veranderde, toen hun huwelijksfeest al uren aan de gang was.
Wanneer hij aan het
kruis is genageld, een straf voor de schandelijkste misdaden, beginnen
opstandige gedachten hem parten te spelen. Zo wijst hij ter elfder ure het idee
af van zijn bloed dat wordt vergoten ter vergeving van de zonden. Want hoe zou
zijn terechtstelling een verzoening kunnen zijn voor wat dan ook? En hoe kan God
voor het goede en voor liefde staan, en tegelijk zijn zoon blootstellen aan zo’n
wrede en vernederende dood? Als zijn vaders liefde voor de schepping zo’n buitensporige
opofferingsgezindheid heiligt, dan is diens liefde pervers, concludeert Jezus.
Daarenboven
beseft hij dat hij zelf ook boter op het hoofd heeft. Want door zich altijd
naar Gods draaiboek te hebben geschikt en tot dusver deemoedig zijn kruisdood
te hebben aanvaard, is hij een uithangbord geworden van het katholieke geloof
en draagt hij bij tot de cultus van verheerlijking waartoe zijn dood en
verrijzenis onherroepelijk zullen leiden. De gedachte dat hij verantwoordelijk is
‘voor de grootste en verderfelijkste misvatting uit de geschiedenis’ begeleidt
hem bijgevolg naar zijn einde.
Jezus raakt in Dorst
meermaals de kwalijke gevolgen aan van Gods minachting voor het lichaam – de
schrijfster heeft overigens door haar streng katholieke opvoeding ook last
gehad van het dedain voor lijf en leden, zoals dat door het christendom wordt
gepredikt. Net als zijzelf heeft haar Jezus mettertijd zijn lichamelijkheid
weten te omarmen, want dankzij zijn lichaam heeft hij gevoeld wat leven is. Allereerst
heeft het hem namelijk in staat gesteld om Maria Magdalena lief te hebben. En
daarnaast dankt hij aan zijn lichaam ook de haast mystieke ervaring die extreme
dorst bij hem oproept.
Onder katholieken die rigide in de leer zijn, apprecieert
niet iedereen ‘het evangelie’ van Amélie Nothomb, zo heeft de schrijfster
gemerkt aan de haatbrieven die ze ontvangt. De monologue intérieur van Jezus, geserveerd
‘à la sauce Nothomb’, eigenzinnig dus, en gelardeerd met een dosis humor en een
vleugje satire, viel wel in de smaak bij de Académie Goncourt, al bleef het bij
een nominatie voor de meest prestigieuze Franse literatuurprijs.
Of haar Jezus
overtuigt? Zijn inzichten zijn zeker verrassend en soms ook inspirerend, maar
het charisma van een ware profeet ontbeert hij. Hij is dan ook slechts een mens,
weliswaar niet zomaar de eerste de beste, maar toch een ietwat te weinig
doorleefde figuur, wiens kijk op angst, pijn, liefde, geloof, verontwaardiging
en woede te steriel blijft, om echt te beklijven.
Amélie Nothomb: Dorst, Xander,
Amsterdam 2020. 171 p. ISBN 9789401612319. Vertaling van Soif door Marijke
Arijs. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan