Onwillekeurig
denk ik bij een uitbraak aan een virusuitbraak, maar nee, daar gaat het nieuw
boek van Henk van der Waal niet over. Dat wil echter niet zeggen dat zijn werk
niet actueel is. Integendeel zelfs: Van der Waal schreef een sciencefictionboek
waarin zowel onderwerpen als de data-maatschappij, privacy, migratie en
vluchtelingen als onderwerpen als onze omgang met elkaar, het leven en de dood
ter discussie worden gesteld.
De uitbraak is Van der Waals romandebuut en is in bepaalde zin een
opvolger van zijn filosofische essaybundels. Het boek bestaat uit drie delen en
in elk deel wordt een nieuwe wereld beschreven. Van der Waal weet met weinig
woorden die nieuwe werelden te scheppen, maar maakt het zijn lezer niet
makkelijk. Vooral in het eerste hoofdstuk is het opletten geblazen door de
grote informatiedichtheid.
De eerste sci-fiwereld is het Rijk, bestuurd door de
Eminente Autoriteit. Deze wereld hier lijkt ideaal: men leidt er een stabiel en
onsterfelijk bestaan. Maar schijn bedriegt. Alle emoties en grote
gebeurtenissen zijn hier uitgevlakt. Er is geen dood en geen verdriet, maar
daardoor is er ook geen levensvreugde, plezier of seksueel genot. In deze
wereld leeft Gustav. Hij heeft een hoge functie binnen het Rijk en is
voorstander van het regime. Tijdens een regeneratie waarbij Gustavs lichaam
tegen verval behouden moet worden, gaat er echter wat mis.
Hij beleeft iets wat we in het kader van Van der Waals ander werk, zoals Mystiek
voor goddelozen (Querido 2017),
gerust een mystieke ervaring mogen noemen. Hij herbeleeft onder andere zijn
geboorte en begint de diepte van het bestaan op een andere manier te ervaren.
Het uitgevlakte leven in het Rijk is niet meer genoeg voor hem. Aan de randen
van het Rijk gaat hij op zoek naar de vrouw die zijn regeneratie verkeerd heeft
laten lopen en samen met haar ontsnapt hij uit het Rijk om nieuwe werelden te
ontdekken en uiteindelijk ook nieuwe werelden te maken.
Zo rolt Gustav van de utopie van
het Rijk (die als zo vaak een dystopie blijkt te zijn), naar de utopie van de
archipel. Hier leven sterfelijke mensen in een soort van communistische
maatschappij. ‘Niemand heeft hier iets, maar iedereen heeft alles’ is de leuze.
Het delen gaat echter verder dan het delen van landbouwgrond, huizen en
goederen. Exclusieve liefde is verboden en seks vindt alleen plaats bij rituele
orgies. De kinderen die hieruit voorkomen worden ook gezien als gezamenlijk
‘bezit’. Ze worden bijvoorbeeld meteen na de geboorte bij de moeder weggenomen
en door alle vrouwen gezoogd. Gustav wordt aanvankelijk zonder problemen
opgenomen in deze maatschappij, maar ook hier moet hij uiteindelijk vertrekken om
zelf een nieuwe ideale maatschappij te scheppen.
Op deze manier laat Van der Waal
zijn hoofdpersoon door drie verschillende fictieve samenlevingsvormen trekken
als een moderne variant van Gulliver’s Travels. Net als dat boek vormt
ook Van der Waals boek een kritiek op de huidige maatschappij. Elke wereld
waarin Gustav verzeild raakt, zet je weer op een andere manier aan het denken
over onze wereld.
Van der Waal is kritisch over technologie en hij verpakt die kritiek mooi.
Door te kiezen voor een sciencefictionsetting creëert hij namelijk de mogelijkheid
om te tonen wat er kan gebeuren als technologie te ver doorschiet, zonder
ongeloofwaardig te zijn. In het Rijk wordt de mens als het ware geleefd door
technologie, waardoor de verbondenheid met het bestaan zelf verloren is gegaan.
Data bepalen het leven in het Rijk, privacy bestaat niet en de mens is een
halve cyborg met ‘interne schermen’ en algoritmes die toegang geven tot de
alomtegenwoordige data. Hobby’s, kritiek en een eigen mening bestaan niet meer.
Men bestaat, maar voelt niet, huilt niet en lacht niet. Het menselijke heeft
plaats moeten maken voor het technologische. Hoewel dit als toekomstbeeld te
ver gaat - maar dat is het ook niet –
zijn er wel duidelijk raakvlakken met onze maatschappij. De data van Facebook
en andere techgiganten zijn al ter discussie gesteld, de corona-apps doen de
vraag naar privacy opleven en ondertussen is een groot deel van de mensen
versmolten met het externe scherm van hun smartphone. Van der Waal weet kortom
goed in te schatten waar de pijnpunten liggen bij de huidige technologische
ontwikkelingen.
Wat mogelijk een betere omgang
met technologie is, wordt duidelijk als Gustav het Rijk heeft verlaten. Dan trekt
hij de volgende conclusie: ‘Technologie heeft de neiging om te woekeren. Voor
je het weet ben je niet veel meer dan een brok energie om die woekering te
voeden. Als dat eenmaal zover is, trekt die woekering zich niets meer van je
aan en is je autonomie die illusie die ze altijd al dreigde te zijn. Als je dat
wil voorkomen, moet je je bij iedere vinding die zich aan je opdringt afvragen
of die iets van wat jij bent of wilt, heeft veruitwendigd. Elke technologie die
dat bewerkstelligt, moet je resoluut de wacht aanzeggen.’
Dit citaat maakt ook meteen iets
anders duidelijk. Het boek is niet weggelegd voor wie puur en alleen een
spannend sciencefictionverhaal zoekt. Het is zeker een spannend, goed
geschreven en goed lopend verhaal, maar belangrijkst is toch vooral de filosofisch
boodschap over de omgang met technologie, de omgang met leven en de omgang met
de dood: enkel door het leven en alles wat er bij hoort volledig te aanvaarden
én te beleven kunnen we menselijk zijn. Dat betekent ook het aanvaarden van de
dood en in het geval van Gustav het afstand doen van zijn onsterfelijkheid.
Dat maakt De uitbraak tot een verrassend veelzijdig
boek, waarin veel meer verborgen ligt dan de flaptekst doet vermoeden. Hoewel
de filosofische boodschap een belangrijk onderdeel vormt, maakt Van der Waal er
geen filosofisch essay van. Hij weet, kortom, filosofie en de romankunst goed
met elkaar te verenigen in een boek dat aan het denken zet.
Henk van der Waal: De uitbraak,
Querido, Amsterdam 2020, 344 p, ISBN 9789021418247. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan