Hester Knibbe is als dichter een vaste waarde
in het Nederlandstalige literaire landschap. Dat mag geenszins verbazen: ze
werd bekroond met de Herman Gorterprijs, de Anna Blaman Prijs, de Adriaan
Roland Holst Prijs en de VSB Poëzieprijs. Qua literaire setting kan dat best
wel tellen. En we weten: literaire prijzen zijn nu eenmaal de intersubjectieve
vrucht van wie op dat ogenblik aan de jurytafel zit. Maar hier is er toch nog
veel meer dan dat.
Knappe beelden, consequentie,
samenhang, trouw aan de eigen en sedert jaren beproefde poëtica… Knibbe
observeert bij voorkeur haar directe omgeving. Het haar omringende leven in
allerlei soorten en maten, de vergankelijkheid van al dat leven en de dingen
eromheen, de al dan niet melancholische gevoelens en emoties die op dat alles
en al deze observaties inwerken, ze vervormen, sturen om zich uiteindelijk door
de dichteres zelf te laten bijsturen. Knibbe maakt zich meester van de tijd en
valt daartoe terug op een zekere vormvastheid (in de positieve betekenis van
het woord) van haar gedichten en op de greep naar de tijdloosheid ervan. Sedert
haar debuut in 1982 valt de dichteres niet meer uit ons literaire
micro-universum weg te denken. Een hele prestatie, gespreid over een coherent,
sterk en toegankelijk oeuvre. Dat laatste mag ook wel eens.
En dan is er deze nieuwe bundel,
Inzake dit huis, waarin de tegenstelling tussen thuiskomen en vlucht
meesterlijk en sereen wordt geëxploreerd. Nog andere tegenstellingen wil de
dichteres in haar werk overbruggen: liefde versus lijden en dood, de kracht en
de ontoereikendheid van taal, een in wezen onvatbare werkelijkheid en de
lamentabele pogingen van de taal om daar toch maar enigszins greep op te
krijgen. Hester Knibbe laveert zich doorheen deze schier onoplosbare
tegenpolen.
Maar
begin uit zo’n knappe bundel maar eens enkele gedichten of citaten te
releveren. Een poging dan maar, uit het gedicht ‘Handschrift’:
‘Het huis. Ze wonen er ouder en samen.
Luchtstroom
zegt dat de deur
Opengaat, voetstap die natrilt geur
die aanwaait dat er een
lijf in de buurt is.’
En dan dringt zich de
titelafdeling op. Het eerste gedicht uit de cyclus ‘Inzake dit huis’ begint zo:
‘Werd geboren op de eerste dag
van de kleine koude. Vlinders
begonnen hun vleugels alvast
blijvend te vouwen en fel
was het licht en men zei: wat
een kleine
geboorte wil zeggen is niets meer
dan een handvol oude beweringen’.
Finaal hebben
we op dit alles, op al dat minimaal en maximaal, klein en groot, begin en
einde, aldus de auteur, helemaal geen antwoorden. En misschien – dat laat ze in
het midden – is het ook niet nodig om daar welk antwoord dan ook op te
formuleren. Deze gedichten herbergen een soort eerzame zwijgzaamheid, helemaal
des dichters. En ook is er die dualiteit tussen lichaam en geest. Lichaam:
zoeken naar concrete dingen, desnoods in de koelkast, of vragen hoe de wereld
er nu feitelijk uitziet. Honger en dorst. De ziel observeert en vraagt zich af
‘Waar is mijn wereld’? De ziel kijkt op plaatsen waar het lichaam niet vermag
te komen. In een ander gedicht uit de titelcyclus wordt het een en ander
geconcretiseerd:
‘Het is donker in de kamer en
ziel
zit tevreden onder de lamp, leest in lichaam
de kleine
verdiensten, kruist die aan
schrijft in de marge liefde en
kijkt
zo lang
naar het woord dat het
huid wordt rond een gedachte.’
Laat het ons eenvoudigweg zo stellen: met Inzake dit
huis heeft Hester Knibbe – auteur van een samenhangend en kwalitatief bijzonder
en door velen gewaardeerd oeuvre - in ons taalgebied een van de allerbeste
bundels van de laatste jaren geleverd.
Hester Knibbe: Inzake dit huis, De Arbeiderspers, Amsterdam
2020, 88 p. ISBN 978029541671. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan