Vertaald proza

De blauwe bloem: Novalis

door Joris Note

Als je oudere, klassieke literatuur leest en aanprijst, moet je soms verantwoording afleggen: waarom zouden we dat lezen, heeft het ons nog wel iets te zeggen, heeft het nog relevantie? Je denkt na, je probeert te antwoorden. Bijvoorbeeld, oudere boeken zijn altijd ook documenten uit de geschiedenis, al lezend leer je iets over het verleden. En die boeken blazen vaak een frisse wind over onze eigen realiteit, ze helpen om er anders naar te kijken. Dat is nodig: we leven in een open maatschappij, waarin alles gezegd kan worden -- maar alles wórdt niet gezegd; we zijn geneigd om allemaal op ongeveer dezelfde (liberale) manier te denken, om dezelfde levenswijze (de onze) vanzelfsprekend te vinden.  

Friedrich von Hardenberg (1772-1801), die zich Novalis noemde, was een hoofdfiguur van de Duitse Frühromantik. Al duurde zijn leven kort en verscheen zijn werk grotendeels postuum, hij oefende enorme invloed uit. Hij geldt ook als een van de grondleggers van de moderne poëzie -- minder door zijn verzen dan door zijn beschouwingen. Het gaat bij hem dikwijls om innerlijkheid en mysterie, maar hij was bepaald geen wereldvreemde man; hij studeerde rechten, filosofie, natuurwetenschappen en mijnbouwkunde, hij werd een deskundige en hardwerkende ambtenaar bij de Saksische zoutmijnen.
 
In 1799 begon Novalis aan de roman Heinrich von Ofterdingen (De blauwe bloem), die vooral beroemd werd wegens de 'blaue Blume', een romantisch symbool dat staat voor poëzie en liefde, én voor een raadselachtige, andere werkelijkheid. Hij kon alleen het eerste deel voltooien; het verscheen in 1802, met een hoofdstuk van deel twee. Ondanks de onafheid is het een heel bevredigend geheel, al verschilt het sterk van wat de meeste lezers vandaag onder een roman verstaan: het biedt nauwelijks actie, maar wel dromen, gesprekken, ingelaste verhalen en... gedichten.
 
We bevinden ons in de late middeleeuwen, de 20-jarige Heinrich woont met zijn ouders in Eisenach. Hij verlangt naar de blauwe bloem waarover een vreemdeling verteld heeft, en hij ziet haar in een droom, met een meisjesgezicht erin. Kort daarna neemt zijn moeder (vader is te praktisch ingesteld!) hem mee op reis naar Augsburg, naar zijn grootvader. Ze worden vergezeld door bevriende kooplieden, die sprookjesachtige verhalen over dichters vertellen. Onderweg vinden er ontmoetingen plaats die wezenlijk zijn voor Heinrichs inwijding in de poëzie: hij spreekt met krijgshaftige kruisvaarders, met een meisje uit ‘het romantische Morgenland’, met een oude mijnwerker-natuuronderzoeker, met een kluizenaar-geschiedvorser. Wanneer het gezelschap in Augsburg arriveert, is er bij Heinrichs grootvader een formidabel feest bezig; de jongen ontmoet daar de dichter Klingsohr, die hem als leerling aanneemt. En Klingsohrs dochter Mathilde brengt hem de liefde, hij herkent in haar het meisje van de blauwe bloem; een nieuwe droom voorspelt hoe hij haar verliest en terugvindt. In gesprekken met Klingsohr vallen enkele van Novalis' meest geciteerde uitspraken, zoals: ‘dat de chaos in elk dichtwerk door de regelmatige sluier van de orde heen moet schemeren.’ Het eerste deel besluit met een door Klingsohr verteld allegorisch sprookje.
 
In de aanzet tot deel twee zien we Heinrich weer onderweg, als pelgrim, na Mathildes dood. Het zwaartepunt wordt hier gevormd door een gesprek met een oude tuinman -- opnieuw over de poëzie, maar ook over haar verhouding tot moraal en tot religie. Tot slot is er een bericht van Novalis' vriend Tieck over hoe de roman verder had moeten gaan; op de innerlijke tocht van deel één zou nu een tocht door wereld en geschiedenis volgen.
 
Is Heinrich von Ofterdingen een ontwikkelingsroman, een 'portrait of the artist as a young man'? Niet echt. De reis en de ontmoetingen zijn eigenlijk maar uitgewerkte beelden, en naar een psychologische evolutie moet je niet zoeken. Novalis' opzet was ambitieuzer, oversteeg het individuele: hij wilde tonen hoe een door berekenend verstand beschadigde mensheid terug kon keren naar een ‘gouden tijdperk’, dankzij de poëzie. Of, hoe wereld en mensheid zelf tot poëzie konden worden. Het gaat om een andere wereld en een betere wereld. Maar misschien bestaat die wereld al?
 
Heinrich is geen jongen die naderhand dichter wordt: hij was het van nature, alleen wist hij het niet goed, en daarom moest hij de reis naar of in zichzelf maken; typerend genoeg komen personen of verhalen of liederen hem dikwijls vertrouwd voor, hij lijkt ze al van vroeger te kennen. En zo is het ook wel voor ons, lezers. Poëzie is minder iets wat moet komen dan iets wat er al is, iets wat we her en der kunnen bespeuren als we goed opletten; het gaat hier dus uiteindelijk niet om de dichtkunst in engere zin maar om verborgen dimensies van de realiteit, en om wijsheid. Herhaaldelijk duiken er duistere schrifttekens op, en al op de eerste bladzijde denkt Heinrich aan de tijd dat natuur en rotsen tegen de mensen spraken, en verwacht hij dat ze het dadelijk opnieuw zullen doen; de tuinman aan het eind heeft het over de planten als een taal of schrift van de grond. Van daaruit is het geen grote stap naar de vele grotten (welsprekende scheuren!) waarin Heinrich moet doordringen, en naar de mijnwerker die ondergronds verborgen schatten zoekt. Allemaal poëzie. En de voornaamste tegenpool van poëzie, de voornaamste vorm van het kwaad in dit boek, dat is de hebzucht, en het winstbejag. Van relevantie gesproken!
 
Een fascinerend aspect van deze tekst is dat hij vol spiegelingen zit, allerlei elementen keren terug in een andere vorm, het grote verhaal zit gecondenseerd in kleine verhalen, soms in een paar zinnen. Poëzie is overal, en alles houdt met alles verband. Dat is niet zomaar een vertelprocédé: eenwording en liefde behoren tot de thematiek. En altijd moet alles opnieuw beginnen. Het feest bij Heinrichs grootvader beëindigt de reis, maar is tegelijk een voorafschaduwing van het gouden tijdperk, een einde dat nog nagestreefd moet worden; ander voorbeeld: zowel Heinrich als de kluizenaar-historicus beseffen dat de dood van hun geliefde niet het laatste woord betekent. Anderzijds zijn we altijd onderweg naar het begin, naar huis, naar waar we thuis zijn.
 
Ik heb hier maar een fractie van Ofterdingen aangeraakt. Nee, geen vlotte lectuur, maar laat u niet afschrikken. De eerste 110 pagina's zijn heel toegankelijk en helder; de latere gesprekken met Klingsohr en de tuinman vragen om wat extra concentratie; Klingsohrs allegorische sprookje lijkt op 't eerste gezicht een warboel, maar met behulp van het nawoord wordt er veel duidelijk, het is trouwens weer een 'herhaling' van het grote verhaal. Overigens, ook de toegankelijkste delen hebben herlezing en overdenking nodig, omdat je anders de verbanden niet ziet; maar de lezer die wat moeite opbrengt wordt overvloedig beloond -- met leesgenot, en met de ontdekking van een ongewone en aantrekkelijke werkelijkheidsvisie. Uiteindelijk zal die lezer misschien ook kritische vragen stellen: is hier soms geen sprake van een gevaarlijke esthetisering van maatschappij en geschiedenis (en zelfs oorlog)? In elk geval kun je van Novalis goed of slecht gebruikmaken.
 
Deze Nederlandse vertaling van Heinrich von Ofterdingen (de allereerste, ongelooflijk) is niet vlekkeloos, maar in het algemeen heel behoorlijk; wel zou ik willen dat bij de gedichten voor een woordelijker versie gekozen was. Het uitvoerige nawoord van Arnold Heumakers kun je ook vooraf lezen: een mooie inleiding tot de roman en zijn auteur.
 
Novalis: De blauwe bloem, Athenaeum Polak & Van Gennep, Amsterdam 2006, 223 p. ISBN 90-253-3685-X
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri