Op een eilandje voor de kust van Noorwegen woont de
familie Barrøy. Aan het hoofd van de familie staat
Hans, de eigenaar van het eiland. De andere gezinsleden zijn Hans’ bejaarde
vader Martin, zijn vrouw Maria, dochter Ingrid en zijn zwakbegaafde zus Barbro.
De eilandbewoners leven op het ritme van de seizoenen. Ze vissen, houden
schapen en koeien en rooien aardappelen. Hun levens zijn onlosmakelijk
verbonden met het eiland, al dromen ze elk op hun manier weleens van een ander
leven. Soms wordt er zelfs even geproefd van dat andere leven, en trekt er
iemand naar het vasteland. Maar altijd komen ze weer terug. Als je op een
eiland woont, is dat eiland verlaten allerminst evident ‘omdat een eiland uit
alle macht vasthoudt aan wat het heeft’.
De eilandbewoners zijn mensen
van weinig woorden. Vaak geven ze geen antwoord op elkaars vragen, antwoorden
ontwijkend of met slechts één woord, ja of nee. Vaak hebben ze genoeg aan een
half woord, maar soms werkt de zwijgzaamheid ook isolerend of beangstigend. Zo
heeft de gevoelige Ingrid vaak vragen over haar familie en over het leven.
Wanneer haar moeder op die vragen geen antwoord kan of wil geven, maakt dat
Ingrid zo bang dat ze zich afvaagt of ze haar moeder wel kan vertrouwen. De
eilanders hebben een rijke innerlijke ervaringswereld vol dromen, angsten en
fantasieën. Ze beschikken echter niet over de woordenschat om daar met elkaar –
of met zichzelf – over te praten. Dat contrast is mooi en beklemmend
tegelijkertijd.
De moeizame relatie met taal wordt misschien nog wel het mooist
geïllustreerd in een klein, terloops vermeld voorval. Het komt slechts heel even
ter sprake, maar het zegt heel veel. Er blijkt namelijk nogal wat consternatie
te zijn over de grafsteen van Kaja, de moeder van Hans. Zij heeft een versregel
op haar graf laten zetten die veel mensen ongemakkelijk doet fronsen. Volgens
de dominee is de regel cryptisch en dubbelzinnig ‘en je zou er bijna uit
opmaken dat het leven het niet waard is om te leven’. Dat taal tegelijkertijd
verschillende betekenislagen kan hebben, en ons de mogelijkheid biedt om op een
denkbeeldig niveau over die verschillende betekenissen na te denken, is een zo
goed als onbevattelijk idee voor deze mensen. Voor hen is taal heel direct: wat
gezegd wordt, is er ook. En dat kan behoorlijk beangstigend zijn. Wellicht is
ook dat een reden waarom de eilandbewoners zo spaarzaam omspringen met taal.
Meer komen we over de versregel op de grafsteen overigens
niet te weten. Net zo min als over Kaja. Wat voor iemand was zij? Hoe kwam ze
bij die versregel, op een eiland waar taal (om van literatuur nog maar te
zwijgen) een schaars goed is? We hebben er het raden naar. En ook de
eilandbewoners weten het niet, of zijn het vergeten. Op de vragen van haar
dochter over wat er mis is met de grafsteen, antwoordt Maria dat ze het niet
weet, ze heeft haar schoonmoeder nooit gekend. En ook dat is typerend voor dit
eiland: familieverhalen lijken nauwelijks te worden doorgegeven. De eilanders
weten eigenlijk heel weinig over hun geschiedenis en over hun voorouders. Zo
staan er ergens op het eiland ruïnes van vroegere huizen. De familieleden weten
dat dit de huizen van hun voorouders waren, maar wat er gebeurd is, hoe die
huizen ooit kapot zijn gegaan, dat weet niemand nog.
De bewoners van Barrøy nemen de dag zoals hij komt. Dat kan ook
nauwelijks anders op een eiland waar het weer niet alleen onvoorspelbaar maar
ook meedogenloos kan zijn. Tijd verloopt hier heel anders dan op het vasteland.
Met data en jaartallen zijn ze op Barrøy niet bezig. In welke tijd het verhaal
zich afspeelt wordt in het midden gelaten. Is het de negentiende of de
twintigste eeuw? Heel af en toe krijgen we een vage verwijzing (bv. naar een
niet nader genoemde oorlog of naar elektroconvulsietherapie) die ons er vooral
aan herinnert dat er ergens, ver weg, wel degelijk een tijdlijn loopt, maar dat
die voor de eilandbewoners weinig relevantie heeft. Hun ritme wordt bepaald
door de regelmaat van de seizoenen én door de grillige afwijkingen op die
regelmaat, zoals een uitzonderlijk strenge winter, of een winter die zonder
lente in de zomer overgaat. En of de economie op het vasteland nu floreert of
in elkaar stuikt, Barrøy blijft overeind.
De
onzichtbaren is een boek
dat vraagt om traag gelezen te worden. De zintuiglijke beschrijvingen van de
zee, de lucht en de natuur, de grillige, bijna menselijke bewegingen van de
wind, het nooit voltooide werk op het land, het veelvuldige heen en weer roeien
tussen eilanden en de talloze opsommingen van vogels, plantensoorten,
vismaterialen, en na een storm aangespoelde spullen, ze komen pas tot hun recht
als je je tempo vertraagt. Ze dienen om langzaam gesavoureerd te worden. Want
het eilandleven is een verworven smaak, die je naarmate het boek vordert steeds
meer zal gaan waarderen. .
Roy Jacobsen: De onzichtbaren, De Bezige Bij, Amsterdam
2020, 251 p. ISBN 9789403196602. Vertaling van De usynlige door Paula Stevens.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan