Romans van Ivan Sergejevitsj
Toergenjev (1818-1883) is opgenomen in de prestigieuze Russische Bibliotheek
van Uitgeverij Van Oorschot. Het werd vertaald, van aantekeningen en van een
nawoord voorzien door Froukje Slofstra. Zij vertaalde eerder werk van Isaak
Babel, Boris Pasternak en Lev Tolstoj, alsook het meesterlijke Leven en Lot van
Vasili Grossman, waarvoor ze de Aleida Schotprijs en een prijs van de Russische
Academie van Wetenschappen kreeg.
Hoewel Ivan Toergenjev een van de
grootste Russische schrijvers ooit was, heeft hij nooit dezelfde mate van aantrekkingskracht
uitgeoefend als Dostojevski of Tolstoj. In de korte romans van Toergenjev staat
het kleine centraal: banale liefdesgeschiedenissen die zich afspelen op het
platteland in de huizen van adellijke lieden in het feodale Rusland.
Dostojevski en Tolstoj schreven epische verhalen waarin psychologische, filosofische
en ethische kwesties centraal staan. Froukje Slofstra schrijft in het nawoord:
‘Voor zover er sprake is van een teneur of een boodschap is
dat er een van gelaten onderwerping aan het lot. Spirituele crises uitmondend
in loutering en inzicht, de vraag naar goed en kwaad of naar de zin en de
betekenis van het bestaan, de ambitie stemmen en levensverhalen te vervlechten tot
een groot epos – dat alles ontbreekt bij Toergenjev.’
Toergenjevs eerste roman, Roedin
(1856), speelt zich af op het landgoed van Darja Michajlovna. Roedin, een
intelligente, bevlogen en charmante man, wordt geïntroduceerd in het salon. Hij
wordt het middelpunt van het gezelschap en bemoeit zich met de opvoeding van de
kinderen, het huishouden en het beheer van het landgoed. Al snel blijkt echter
dat Roedin niet is wie hij pretendeert te zijn: hij is kil, oneerlijk,
berekenend en leeft graag op kosten van anderen. Hij is een bevlogen redenaar,
wiens woorden echter nooit daden worden. Dat blijkt ook als Natalja, de dochter
van Darja Michajlovna, verliefd wordt op hem en, zoals de meeste verliefde
vrouwen in het oeuvre van Toergenjev, alles wil opofferen en hem overal wil
volgen. Roedin verklaart haar zijn liefde, maar dat blijkt echter niets anders
te zijn dan spel en tijdverdrijf. In Rusland werd van Roedin al snel een type
gemaakt: de overbodige man. In het nawoord wordt echter verwezen naar Karel van
het Reve die de mythe doorprikt door te beweren dat er geen enkel bewijs is dat
er ooit zo iemand in Rusland heeft bestaan.
Een adelsnest, dat ook
bekend is onder de naam Liza, verscheen
in 1859. Fjodor Ivanytsj Lavretski, een ambtenaar bij het ministerie van
Binnenlandse Zaken, maakt zijn intrede in het huis van Marja Dmitriëvna en
begint, nadat hij heeft vernomen dat zijn overspelige echtgenote gestorven is,
een relatie met Dmitriëvna’s negentienjarige dochter Liza. Tot echter blijkt
dat zijn echtgenote nog wel degelijk in leven is. De diepgelovige Liza, een
prachtig uitgewerkt personage, wijst de goddeloze Lavretski op zijn plichten
tegenover zijn echtgenote en gaat zelf het klooster in. De
liefdesverwikkelingen zijn overigens nog complexer: ook de jonge ambtenaar
Pantsjin en de sjofele muziekleraar Lemm zijn verliefd op Liza. De
maatschappelijke achtergrond in de roman is voor het eerst van betekenis.
Toergenjev introduceert figuren met tegenovergestelde ideeën: Pantsjin is een
‘westerling en dus een vertegenwoordiger van de idee dat Rusland de westerse
ontwikkelingen moet volgen, terwijl Lavretski een ‘slavofiel' is die van mening
is dat Rusland een eigen koers dient te volgen. De discussie tussen deze twee
groepen speelt gedurende de hele negentiende eeuw en komt in de romans van
Toergenjev vaak terug. Het personage Lavretski zou gebaseerd zijn op Toergenjev
zelf.
In Aan
de vooravond (1860) zijn twee vrienden, een filosoof en een kunstenaar,
verliefd op Jelena Nikolajevna. Een derde man, de Bulgaar Insarov, loopt met
haar weg: ze trouwen in het geheim en vluchten naar Europa, waar Insarov een
cruciale rol wil spelen in de bevrijding van Bulgarije door de Turkse bezetter.
Opnieuw blijkt er geen groot verhaal in de roman te zitten, maar het
stilistisch vernuft van Toergenjev toont zich hier in de karaktertekeningen. De
roman werd gretig gelezen maar oogstte ook een storm van kritiek. Jelena kiest
immers niet voor de Russische mannen, die zonder daadkracht zijn, maar voor de
Bulgaarse revolutionair. Daarmee heeft Toergenjev geen dappere Russische held
geschapen.
Vaders
en zonen uit 1862 is Toergenjevs bekendste roman en volgens de critici ook
zijn beste. Vladimir Nabokov noemde het een van de briljantste romans uit de
negentiende eeuw. Centraal staat de strijd tussen de liberale en gematigde
hervormingsgezinde ‘vaders’ uit de jaren 1840 en de meer radicale ‘jongeren’
uit de jaren 1960 die de gevestigde orde volledig probeerden te ondermijnen. Bazarov
is een onvergetelijk personage: een weinig respectvolle, eigengereide nihilist.
Arkadi, een vriend van Bazarov, verklaart aan zijn vader: ‘Een nihilist is
iemand die voor geen enkele autoriteit buigt, die geen enkel principe voor waar
aanneemt, hoeveel achting dat principe ook heeft.’ Bazarov heeft geen respect
voor de landedelen bij wie hij verblijft: ‘Een en al eigenliefde, mondaine
maniertjes en fatterigheid!’ Met deze opvatting botst hij met een ander
personage, de ijdele Pavel Petrovitsj: ‘Ik wil alleen maar zeggen dat artisticiteit
een principe is, en dat in onze tijd alleen amorele of leeghoofdige mensen zonder
principes kunnen leven.’
Bazarovs is uiteraard
ook de mening toegedaan dat romantische liefde niet bestaat: ‘Bazarov was een
groot liefhebber van vrouwen en van vrouwelijk schoon, maar liefde in ideale, of
zoals hij het uitdrukte romantische zin noemde hij idiotie, onvergeeflijke
onzin; ridderlijke gevoelens beschouwde hij als een soort afwijking of ziekte (…).’
Toch wordt hij verliefd op Anna en ontwikkelt gevoelens die hem kwellen en
woedend maken. Meerdere liefdesverhalen ontspinnen zich. Vader en zoon Kirsanov
trouwen zelfs op dezelfde dag. De eerste met een dienstmeisje, de tweede met
Anna’s zus Katja. Op het einde komt nog een epiloog – zoals ook in de overige
romans – waarin de auteur de losse eindjes aan elkaar knoopt en het verdere lot
van zijn personages uit de doeken doet. ‘Is ons verhaal daarmee niet ten einde?
Maar misschien is er wel een lezer die wil weten wat elk van de opgevoerde
personages nu, op dit moment doet. Die lezer komen we graag tegemoet.’
De laatste roman die
is opgenomen is Rook uit 1867. Het speelt zich af in Baden-Baden, een
plaats waar Toergenjev zelf ook heeft gewoond. Het liefdesverhaal is tragisch:
een man, Litvinov, wordt voor de tweede keer verliefd op dezelfde vrouw, Irina.
Twee keer belooft ze om hem onvoorwaardelijk lief te hebben en alles achter te
laten om hem te volgen. Twee keer verbreekt ze die belofte. De tweede keer had
de man zelfs zijn verloofde Tatjana voor haar aan de deur gezet. Niet voor de
eerste keer, maar wel het meest expliciet, komt de tegenstelling tussen ‘westersen’
en ‘slavofielen’ tot uiting. Froukje Slofstra schrijft: ‘Het kleine stadje
fungeert als een soort hogedrukpan, waarin ideologische tegenstellingen op
scherp komen te staan.’ Zowel Litvinov als een ander personage, Potoegin,
fungeren als spreekbuis voor het westerse gedachtegoed en dit geeft de roman een
uitgesproken politiek karakter, waarop sommige lezers misschien zullen
afknappen. Potoegin:
‘Jawel, mijnheer, ik ben een westerling, ik ben Europa toegedaan, dat wil
zeggen, om precies te zijn: ik ben de beschaving toegedaan, diezelfde beschaving
die bij ons nu zo charmant wordt bespot; de civilisatie, ja, ja, dat woord is
nog beter – ik hou van haar met heel mijn hart en ik geloof in haar.’
In Romans staan
niet alle romans van Toergenjev. Blijkbaar was het noodzakelijk om een keuze te
maken en daardoor is de laatste roman, Nieuwe gronden, niet
opgenomen. Het wordt beschouwd als zijn minst goede roman en Toergenjev zelf
vond het mislukt. Maar de romans die wel zijn opgenomen, zijn tijdloos en lezen
door de nieuwe vertaling erg vlot. Toegegeven, de auteur gebruikt meestal
hetzelfde stramien, maar stilistisch is het werk steeds van hoge kwaliteit.
Daar waar Dostojevski en Tolstoj een stelling innamen, blijft Toergenjev een
observator, een getuige – en die rol zit hem als gegoten. Over zijn romans
hangt ook steevast een ongrijpbare weemoedige sfeer waarin het aangenaam toeven
is. Het nawoord en de aantekeningen van de vertaler, waaruit hier en daar ook
geput is voor deze recensie, zijn ongemeen boeiend en getuigen van een grote
eruditie.
I.S.
Toergenjev: Romans, Van Oorschot, Amsterdam 2020, 981 p. ISBN 9789028210486. .
Vertaling door Froukje Slofstra. Distributie Elkedagboeken
deze pagina printen of opslaan