In 2019 debuteerde Michael Kestemont met De
zwarte koning, een spannende roman over de zoektocht naar het verloren
paneel van de Rechtvaardige rechters van Van Eyck. Met De witte weduwe
gaat Kestemont in dezelfde stijl en met hetzelfde hoofdpersonage voort.
De witte weduwe
is een queeste waarin Anna Vleminckx, universitair docent klassieke talen,
centraal staat. Deze keer begint die zoektocht met een mysterieuze inbraak bij
DIVA, het diamantmuseum in Antwerpen. Een vitrine met een kostbare ring wordt
geopend, maar er wordt niets gestolen. Sterker nog, er wordt juist iets
achtergelaten: een origami-zwaantje met een Latijnse spreuk. Anna wordt door
een onbekend persoon op de inbraak gewezen en ziet meteen dat hier een
interessante puzzeltocht is uitgezet, net als bij haar vorige avontuur in De
zwarte koning.
De verhaallijn over Anna wordt afgewisseld met twee andere verhaallijnen.
Eén ervan gaat over de Mexicaanse keizerin Charlotte, zus van koning Leopold II
(1840-1927). Geteisterd door krankzinnigheid brengt zij haar dagen door in kasteel
Bouchout waar zij waakt over een oud manuscript. De andere verhaallijn gaat
over de uitgeefster Elize Vanginderdeuren, die in contact komt met een
mysterieuze man die een boek uit wil geven over meesterdieverij.
Kestemont weet deze drie verhaallijnen op ingenieuze wijze
bij elkaar te brengen, waarbij Anna door het oplossen van raadsels steeds meer
te weten komt over de andere twee verhaallijnen. Het blijft daarbij lang
onduidelijk wie haar deze raadsels aanreikt en wat zijn motieven zijn. Waarom
wil de zender dat zij een nog te plegen kunstroof van te voren ontmaskert? Dat
leidt tot een spannende apotheose waarin niet meer duidelijk is of Anna nu zelf
aan zet is of een pion is in het spel van een ander. Hierdoor is ook niet
duidelijk wie het spel nog meer speelt en wie Anna dus niet kan vertrouwen. Op
deze manier weet Kestemont de spanning in zijn roman goed op te bouwen.
De structuur met een
queeste op basis van raadsels en afwisseling tussen verhaallijnen in het nu en
in het verleden gebruikte Kestemont ook voor zijn debuut. Hiermee bouwt hij een
plot gebaseerd op het principe van de MacGuffin: een element dat een plot in
gang zet en grotendeels stuurt, maar dat niet verder gedefinieerd wordt. Dit
maakt het avontuur van de hoofdpersoon belangrijker, dan datgene waar dat
avontuur naar leidt. De MacGuffin is doordacht in het boek verwerkt. Anna zoekt
iets, maar weet niet wat. Als ze deze MacGuffin eindelijk gevonden heeft,
blijkt dit een schatkaart voor de bekendste MacGuffin ooit, waardoor er meteen
een opzet wordt gegeven voor een mogelijk vervolg op het boek. Ik wacht in
spanning af.
Kestemont
verweeft feit en fictie kunstig in zijn boek. Hij heeft duidelijk kennis van de
materie, maar ook het lef om van de werkelijkheid af te wijken. Het boek bevat
daarnaast herkenbare elementen voor de lezers van De zwarte koning zoals
de origami-figuren en ondergrondse tunnels, maar ook herkenbare elementen voor
vakgenoten in zowel de letterkunde als de ICT. Al deze elementen zijn
vindingrijk met elkaar verweven. Die herkenbare elementen kunnen soms uit een
onverwachte hoek komen: zo herkende ik in een hallucinatie van keizerin
Charlotte een visioen van de middeleeuwse schrijfster Hadewijch.
Pluspunt aan dit
boek, ten opzichte van de voorganger is dat Anna nu beter uitgewerkt is. In De
zwarte koning stelt zij vragen die je niet verwacht van een universitair
docent. Deze vragen zorgen ervoor dat andere personages haar uitleg geven en
zodoende krijgt ook de lezer de nodige achtergrondinformatie. In De witte
weduwe is Anna juist degene die anderen informatie kan verschaffen, wat
haar hier geloofwaardiger maakt.
Michael Kestemont: De witte weduwe, Lannoo, Tielt 2020, 352
p. ISBN 9789401467872
deze pagina printen of opslaan