Kroniek van een bij voorbaat verloren strijd
September 1936. De
burgeroorlog is in volle gang. Barcelona, Valencia, Madrid en Toledo zijn nog
in handen van de republikeinen, maar de falangisten zijn in opmars. In Toledo
slagen de verschillende linkse milities er niet in het uit de rotsen gehouwen
Alcázar op de opstandige legereenheden te veroveren. Achterdocht en wedijver
tussen de soms dolgedraaide bataljons van links republikeinen, socialisten,
communisten of anarchisten maken het voor de trouw gebleven republikeinse
legereenheden moeilijk om tot een gezamenlijke strategie, laat staan tot één
commando over te gaan.
De chaos is immens en overal. In de straten van Madrid,
waar de auteur de ontwikkelingen met verbijstering volgt, heerst continu angst
voor vliegtuigen die willekeurig bommen droppen op de menigte die op straat de
intense hitte in de huizen tracht te ontvluchten. Vanop de balkons schieten
fascisten op linkse milities en op het volk. 's Nachts rijden ultrarechtse
studentengroepjes in 'spookauto's' rond en schieten op alles wat beweegt. Dag
in dag uit doorkruisen vrachtwagens met gewapende militieleden straten en
pleinen, allen in blauwe overalls met rode of zwarte halsdoeken, om weerwerk te
bieden aan scherpschutters, en willekeurig verdachten en andere 'vijanden van
het volk' op te halen, ze, al te summier soms, door gelegenheidstribunalen te
laten veroordelen en aan executiepelotons over te leveren. Overal heerst angst,
angst voor verklikking, angst om zomaar te worden opgepakt, angst om door een
verloren kogel te worden geraakt.
De auteur van deze biografische kroniek, Arturo Barea
(1897-1957) is op dat ogenblik directeur van een octrooibureau, een ideale
observatiepost, zoals hij zegt, 'in de machinekamer van de economie', die,
omdat ze sterk verweven is met allerlei Duitse bedrijven en conglomeraten, al
vele jaren het politieke leven en het rechtswezen in Spanje beheerst en
corrumpeert. Als lid van de socialistische vakbond UGT, raakt hij, na de
overwinning van het Volksfront, meer en meer betrokken bij de gebeurtenissen en
de vorming van vrijwilligers die de strijd willen aangaan met de oprukkende
rebellen. Zo zal hij, als veteraan van de Rif-oorlog in Spaans-Marokko
(1920-1923), het bataljon van kantoorbedienden La Pluma op poten zetten
en militaire training geven. Enkele weken later wordt hij om zijn talenkennis
door het ministerie van Buitenlandse Zaken bij de afdeling pers en communicatie
aangesteld als censor van de telegrafische en telefonische berichten die de
buitenlandse correspondenten vanuit de hoogste verdieping van het gebouw van de
Compañia Telefónica verzenden. Barea zal er tijdens het beleg van Madrid de
nachtdienst opnemen.
'De gang van zaken was doodsimpel. De journalisten werkten in hun eigen
zaal op de vierde verdieping. Ze schreven hun berichten in tweevoud en legden
die voor aan de censor [...] Onze instructies waren nog simpeler: we moesten
domweg alles schrappen wat in tegenspraak was met de successen van de
republikeinse regering. [...] Maar naarmate de herfst van 1936 verstreek kregen
de republikeinse troepen de ene nederlaag na de andere te verduren en de
journalisten deden hun uiterste best om er toch over te berichten. De Fransen
bedienden zich daarom van argot, Amerikanen en Engelsen van slang.
[...] Ik was overtuigd van de volstrekte dwaasheid van dit beleid, alsof ik
door hier en daar een zinnetje te schrappen een feitelijke gebeurtenis die me
hartsgrondig tegenstond daadwerkelijk ongedaan kon maken.'
Wanneer, enkele weken later, in
het zog van de internationale linksprogressieve steun, Ilse Kulcsar, een
Oostenrijkse journaliste en socialiste opduikt en, naast een niet geringe
taalkennis, tal van buitenlandse correspondenten persoonlijk blijkt te kennen,
wordt ze Barea's assistente. Samen zullen ze, ondanks groeiende tegenwerking en
allerhande intriges, vooral van communistische zijde, meer waarheidsgetrouwe
berichtgeving toelaten en zelf voor de internationale pers interessant
materiaal aandragen, onder meer door contacten te bevorderen tussen
journalisten en leden van de Internationale brigades. Barea wordt ook
ingeschakeld in de radiografische sector en zal voor de korte golf gedurende
vele maanden elke nacht een persoonlijk getinte column uitspreken, in de hele
wereld bekend als De stem van Madrid.
Arturo Barea is getrouwd, heeft
vier kinderen en onderhoudt al jaren een relatie met zijn secretaresse. Toch
valt hij als een blok voor de temperamentvolle Oostenrijkse en zal
langzamerhand ontdekken dat zij de vrouw van zijn leven moet worden. Maar ook
Ilse is getrouwd en wel met een belangrijk Oostenrijks communistisch kaderlid.
Hun opbloeiende relatie zal een essentieel deel vormen van deze kroniek.
Intussen wordt de
situatie met de dag dramatischer. 'Overal zag je aanwijzingen dat alles op het
punt stond onherroepelijk in elkaar te storten.' De troepen van Franco, die
zich tot caudillo heeft gekroond en nu onvoorwaardelijke overgave eist,
veroveren dorp na dorp in Castilië en dringen door tot in de buitenwijken van
de hoofdstad. De regering, overtuigd dat Madrid gaat vallen, verhuist zijn
zetel en vlucht naar Valencia. Maar de stad capituleert niet. 'Het beleg van
Madrid begon in de nacht van 7 november 1936 en eindigde twee jaar, vier
maanden en drie weken later – tegelijk met de oorlog.'
Op 8 november juicht het volk de
aankomst van de Internationale Brigade toe en soms vindt men na de
bombardementen en beschietingen mortieren die niet zijn ontploft en waarin een
briefje zit met ‘Kameraden, vrees niet. De granaten die ik vul ontploffen niet.
Een Duitse arbeider’. Er rijst hoop bij de bevolking, ook al worden ze ieder
ochtendkrieken gewekt door ‘de melkman’ zoals men het moordend
houwitsersbombardement noemt waar men de klok op kan gelijkstellen. Het leger,
dat de milities heeft geïncorporeerd, tracht de strijdkrachten te
disciplineren, en zien de goed bewapende communistische revolutionairen als
vanzelfsprekend het voortouw nemen terwijl de anarchisten, omdat ze weinig tot
geen ondersteuning krijgen, meer en meer gaan dwarsliggen. Een fundamenteel
gebrek aan eensgezindheid, ja zelfs van onderlinge vijandigheid dat voor velen,
zoals Arturo Barea, al maar ondraaglijker wordt. In het perscentrum zien we
intussen correspondenten opduiken als de Amerikanen Ernest Hemingway, Martha
Gelhorn en John Dos Passos, de Nederlander Joris Ivens, de Duitser Gusav Regler
en de Engelsman Herbert Matthews die later allemaal over hun ervaringen zouden
getuigen.
Het
jaar 1936 loopt teneinde en de situatie wordt langzamerhand precair, voor de
Madrileense bevolking die geen kant meer uit kan ('het was de vernietiging van
een volk, de barbaarse vernietiging van een tegen elkaar aangekropen kudde
mensen, gekweld door honger, door onwetendheid, door de angst vertrapt,
vernietigd te worden, zonder te weten waarom'), maar ook voor Arturo die onder
druk komt te staan voor zijn te onafhankelijk geachte houding. Hij en Ilse
worden op het matje geroepen in Valencia maar ze slagen erin ontslag te
voorkomen en hun taken in Madrid weer op te pakken, op een andere plek
weliswaar want op 1 mei 1937 wordt het Telefónica-gebouw door een granaat vol
getroffen
Het conflict is nu helemaal
internationaal geworden. 'Spanje bestond niet langer als een zelfstandig geheel
– en dat gold zowel voor het volk als voor de regering – het was een experiment
met een actieve rol voor landen die partij hadden gekozen voor het
internationale fascisme of landen die voor het socialisme of het communisme
hadden gekozen, terwijl de andere toekeken. Wat zich in Spanje afspeelde was
een helder voorspel van de koers die Europa en mogelijk ook de rest van de
wereld in de toekomst zou inslaan.' De aangekondigde catastrofe.
Het fundamentele
gebrek aan politieke discipline waarvan Arturo en Ilse eerder al werden
beschuldigd begint nu een echte bedreiging te vormen. De woorden ‘spionage' en
'vijfde kolonne' circuleren, Dan worden ze door de nieuwe Russische censor
plots van al hun taken ontheven, Ilse als censor, omdat ze een verkapte
trotskiste zou zijn, en ook Arturo die moet stoppen met zijn dagelijkse
radiopraatjes. De Stem van Madrid verstomt van de ene dag op de andere.
Op aanraden van goede vrienden verlaten ze eind november 1937 Madrid voor
Alicante, worden daar opgepakt door de geheime politie en naar Barcelona
gevoerd waar ze, dankzij de bemiddeling van Ilses echtgenoot, uiteindelijk een
vrijgeleide krijgen om het land te verlaten.
De macht was in de laatste
maanden van 1937 definitief in de handen van de communisten overgegaan, 'niet
zoals wij die in Madrid hadden gekend, omdat het toen een partij van
revolutionaire arbeiders leek, maar omdat je je aansloot bij de machtigste
groep en deel had aan hun gedisciplineerde machtsuitoefening. Ze waren over het
humanistisch socialisme heen gesprongen en hadden zich het masker aangemeten
van de meedogenloze efficiëntie. [...] Niets van wat ik te bieden had bleek in
de oorlog te worden ingezet. Het enige wat ik kon doen was het boek over Madrid
schrijven, zoals ik me had voorgenomen. Ik was niets meer dan een vat dat
ontdaan moest worden van zijn inhoud.'
Arturo Barea zal met Ilse eerst
naar Parijs, later naar Londen trekken waar hij meteen zijn ervaringen en
impressies op papier zal zetten. Het wordt het eerste ooggetuigenverslag van de
Spaanse burgeroorlog door een rechtstreeks betrokkene die geen partijbelang wil
dienen en niemand wil sparen, ook zichzelf niet. Het boek maakt overigens deel
uit van een literair opgezette trilogie La forja de un rebelde (‘Het
smeden van een rebel’), waarvan La llama (De val) het derde deel
is, dat, toen het in 1944 verscheen, meteen goed werd onthaald. De andere delen
- De smidse over zijn armoedige jeugd in Madrid en Intermezzo in
Marokko, over zijn ervaringen als dienstplichtig soldaat in de Rif-oorlog -
werden in de eerste naoorlogse jaren wel in het Nederlands vertaald en het is
niet helemaal duidelijk waarom dit zo indrukwekkende en voor meerdere redenen
erg waardevolle derde deel werd overgeslagen. Het gaat hier immers om een
literair sterke en indringende kroniek over een beleg van apocalyptische omvang
dat, naast het relaas van de oorlogsgebeurtenissen, ook het persoonlijke
verhaal doet van Barea's eigen worstelingen als toeschouwer en deelnemer aan
een bij voorbaat verloren strijd.
Arturo Barea: De slag. Madrid tijdens de Spaanse
burgeroorlog, Schokland, De Bilt 2020, 446 p. ISBN 9789082454666. Vertaling van
La llama door Roland Fagel. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan