Mensen
als ik waren onzichtbaar
Zo prachtig als haar eerste boeken waren, Zuivering
(Anthos 2012), Een bundel
haarspelden (Anthos 2014) en dan met name Als de duiven
verdwijnen (Anthos 2013), dat tot de beste vijf procent behoort van alle
boeken die ik in mijn hele leven gelezen heb, zo teleurstellend is Sofi
Oksanens nieuwste roman, Het hondenpark.
Dit is wat de uitgever er zelf
over te melden heeft:
‘Olenka is geboren en opgegroeid in het arme en corrupte
Oekraïne, maar heeft door haar werk als fotomodel ook het rijke westen leren
kennen. Nadat die carrière is vastgelopen keert ze terug naar Oekraïne, waar ze
in aanraking komt met een nieuwe branche: eiceldonatie ten bate van kinderloze
westerse echtparen. Ze begint als donor maar weet zich dankzij haar kennis van
het Westen al snel tot coördinator op te werken.
Dan komt Daria op
haar pad, de dochter van een vroegere zakenpartner van haar vader. Ze herkent
Daria’s potentieel als eiceldonor en model en ziet een grootse toekomst voor de
jonge vrouw – en voor haarzelf als Daria’s manager.
Als Daria op
een dag plotseling verdwijnt, ziet Olenka in eerste instantie nog geen verband
met gebeurtenissen uit het verleden. Tegen de tijd dat ze dat wel doet is het
echter al te laat: ze is gedwongen uit te wijken naar het buitenland, en zo
belandt ze in Helsinki, aan de rand van een park waar een jong gezin de hond
uitlaat.’
Althans,
wat die laatste zin betreft: in dat hondenpark is de openingsscène van het boek
gesitueerd, het is niet dat Olenka er letterlijk naast woont, zoals het wat
beter gesitueerde jonge gezin met het snoezige meisje en het mooie jongetje in
de lagereschoolleeftijd dat er zijn hond uitlaat en dat ze er met enige
regelmaat komt bespieden. Er is een tijd geweest dat ook Olenka ‘beter gesitueerd’
genoemd had kunnen worden. Maar toen zat ze nog in de eiceldonorenbusiness in
Oekraïne. En was ze dus nog geen anonieme buitenlandse schoonmaakster in het
rijke Finland anno 2016.
Het vervelende van deze roman is dat hij als een thriller in
elkaar is gezet – dat is, technisch, vervelend voor de recensent, die ervoor
moet waken te veel van de plot prijs te geven (bijvoorbeeld: waaróm Olenka dat
jonge gezin bespiedt), maar het is ook vervelend voor de lezer, want dat in
elkaar zetten is hier wel heel nadrukkelijk te zien: Oksanen springt nogal
woest heen en weer tussen de jaren 2006 tot 2010 op diverse locaties in
Oekraïne, en 2016 in Helsinki. En je moet heel secuur lezen om de puzzelstukken
die je op die diverse plaatsen en op die verschillende tijdstippen worden
aangereikt tot één coherent geheel aan elkaar te leggen – zó secuur dat het ten
nadele gaat van je betrokkenheid bij ik-vertelster Olenka. Zodat, als je
eindelijk meent te begrijpen waarom zij voor haar leven vreest, en van wie die
dreiging uitgaat, je intussen je belangstelling voor haar grotendeels verloren
hebt.
Dat
minstens één cruciaal element van die plot opzettelijk vaag wordt gehouden, een
plot die bovendien niet op alle onderdelen een even geloofwaardige indruk
maakt, Daria’s gedrag tegenover Olenka bijvoorbeeld, helpt natuurlijk ook niet
echt.
Maar het
eigenlijke probleem met deze roman is die grote plotgerichtheid zelf, waardoor
de psychologische en morele facetten van dit verhaal minder goed uit de verf
komen dan wenselijk was geweest. Uiteraard hoeft de ‘boodschap’ er niet per
voorhamer ingeramd te worden, en dat doet Oksanen ook allerminst – misschien
wel ietsje te weinig, zelfs. Jonge vrouwen die, trouwens niet bepaald zonder
enig risico voor hun eigen gezondheid, de letterlijk vitaalste cellen van hun
lichaam verkopen, iets waar zij zelf niet, maar de handige Harry’s (in dit boek
overigens een Harriet) aan de top van de donatiebureaus die op hun eierstokken
zijn gebouwd wél rijk van worden, een en ander tegen de achtergrond van een
corrupte post-Sovjetstaat waar de gewone man en meer nog vrouw zich niet te
veel illusies over rechtszekerheid en dergelijke hoeft te maken: het gáát dus
wel degelijk ergens over – alleen verdwijnt dat inhoudelijke geleidelijk
enigszins uit het gezicht, en komt de focus meer op het thrillerelement te
liggen.
Dat
het hele verhaal om zo te zeggen één zeer lange brief is, gericht aan een ‘jij’
die pas op pagina 38 voor het eerst wordt aangesproken en van wie je pas na
geruime tijd met zekerheid kunt zeggen wie het in vredesnaam is, is ook niet de
gelukkigste vondst van de auteur. Het klopt technisch wel, maar je ervaart het
toch vooral als een van de typische trucs uit het spannende-boekenarsenaal:
onthou de lezer zo lang mogelijk informatie. Dat kan suspense oproepen, dat is
waar. Maar ook ergernis.
Erg jammer allemaal, want het is niet dat Oksanen
plotseling het schrijven verleerd heeft. Zoals uit een alinea als deze wel
blijkt:
‘Ik
besefte dat de angst om herkend te worden uit mijn eigen verwaandheid voortkwam,
dat die een zweem van mijn vroegere ik was, die geheel overtuigd was geweest
van haar eigen onvervangbaarheid. Ik had beter moeten weten. Zelfs als ik nog
steeds regelmatig naar de kapper zou gaan, zelfs als het leer van mijn
handtassen nog steeds van dezelfde hoge kwaliteit was als voorheen, dan nog zou
het gezin mij niet herkennen. Mensen als ik waren onzichtbaar. De herinnering
aan ons gezicht smolt weg als sneeuw, omdat geen van onze cliënten zich wilde
herinneren dat wij bestonden.’
Maar per slot van rekening hou je aan dit boek toch nog het
meest het gevoel over dat je ook hebt na het uitkijken van zo’n typische
vernuftige Hollywood-thriller: héél beklijvend was het uiteindelijk niet, en
dat scenario – rammelde dat toch niet een beetje, als je er eens heel fijn naar
kijkt? Slecht is deze roman overigens niet, laat dat ook duidelijk
gezegd zijn. Maar van Sofi Oksanen verwacht je gewoon méér dan een doorsnee
passabel boek, waarin mooie passages worden afgewisseld met, nu ja, minder
opwindende.
(En
dan nog iets: de redactie – zoals je tegenwoordig over zo ongeveer iéder boek
gedwongen bent op te merken – had ook ietsje zorgvuldiger gekund. Een hart
‘springt’ niet over, een hart slaat over. ‘Uit macht der gewoonte’? Door de
macht der gewoonte, zal men bedoelen – een soort contaminatie met ‘uit
onmacht’, neem ik aan. En kan een beproeving ‘op je wachten’? Of een blik ‘zich
op iets hechten’, dan wel een geur ‘zich in iets hechten’? Dat lijkt me niet.
(Dat ‘hechten’ komt vele malen in de merkwaardigste wendingen terug, echt heel
vreemd.) En dan dat ‘plaatsen’ de hele tijd, handen op een bureau, een fles op
een nachtkastje, een pakje sigaretten op een graf – wat is er mis met leggen,
resp. zetten?)
Sofi Oksanen: Het hondenpark, Prometheus, Amsterdam 2020, 430 p. ISBN 9789044644227.
Vertaling van Koirapuisto door Annemarie Raas. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan