Reynaert,
de antichrist
De graphic novel Reynaert de Vos van Marc
Legendre en René Broens is momenteel aan de tweede druk toe. Het sterk
geurende, inkt opslorpende papier van de eerste druk (waardoor de somberheid
van het verhaal visueel werd onderstreept) is ondertussen vervangen door een
meer heldere variant, waardoor de uiterst donkere, duistere, doffe kant van dit
meesterlijke werk iets meer glans heeft gekregen en er ook meer details
zichtbaar zijn. De kijk- en leeservaring is zowel in de eerste als in de tweede
druk even zinnenprikkelend.
Zelden heb ik in de wereld van het papier meer zintuiglijk
kunnen genieten als van de nieuwe Reynaertbewerking van Legendre en Broens.
Zelden heb ik bij een literair werk meer verwarring, verwondering en adoratie
gevoeld, zowel voor de geniale middeleeuwse auteur, als voor de moderne
bewerker/scenarist en de weergaloze illustrator. Dit boek kan men niet grijs
beoordelen. Inhoud en tekenstijl zijn duister en donker. Het resultaat is
schitterend en briljant. Men is voor of tegen: voor of tegen de genomen opties,
de achterliggende visie, de interpretatie, de tekenstijl, de wisselwerking
tussen beeld en tekst. Hier is een voorstander aan het woord.
Om velerlei redenen. Broens
'vertaalde' niet alleen een virtuoos werk met een grote gelaagdheid, maar
interpreteerde het ook, waardoor de Reynaert weer op een nieuwe, unieke manier
gelezen kan worden en de gelaagdheid precies wordt onderstreept. Legendres
illustraties zijn spectaculair. Broens en Legendre zijn tegenpolen, maar vullen
elkaar ook aan. Dit wordt duidelijk in de strenge regie en in de consequent
aangehouden visie in het boek. De in de binnenstad van Antwerpen werkende
auteur en de op El Hierro als graficus werkende kunstenaar, die met het
drieluik Finisterre, Verder en Wachten op een eiland zijn visitekaartje al langer heeft afgegeven,
zijn erin geslaagd om een werk te creëren dat binnen de meer dan 850 jaar oude
overlevering van de matière renardienne (als we beginnen met de Gentse
Ysengrimus) uniek is.
Ik heb deze graphic novel, op aanraden van Louis Van Dievel
in zijn inleiding tijdens de boekpresentatie, eerst bekeken, dan gelezen en
vervolgens ben ik een derde keer door het boek gegaan om tekst en illustratie
samen te laten spelen. Driemaal plezier. Deze aanpak is interessant omdat er
zoveel te bekijken en te lezen valt dat je al echt een geoefend graphic
novel-lezer moet zijn om te kunnen genieten van dit veelzijdige boek -- iets
wat ik als Reynaertspecialist niet ben. Zelf lag ik mee aan de basis van de
optie om voor het Reynaertstripverhaal van Ryssen en De Roover, Reynaert de
Vos (Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert, 2007) te kiezen voor
een prozavertelling van het verhaal onder de plaatjes, zoals dat vroeger in de
verhalen van Marten Toonder over Heer Bommel het geval was, precies om voor een
breed publiek het verhaal te introduceren. Broens en Legendre speelden hoger
spel en hadden duidelijk meer ambitie. Ze wilden elk hun eigen metier etaleren
en dat inpassen in een krachtige, nieuwe synthese. Door de optie om het
volledige 3369 verzen tellende middeleeuwse verhaal te gaan 'vertalen' en door
het gebruik van jambische viervoeters, is het lezen van de tekst geen sinecure.
Maar dit hoeft ook niet. Een tekst die binnen een voordracht- of
voorleescultuur is ontstaan in het genre van een graphic novel gieten, is geen
eenvoudige opdracht. Mijns inziens is de missie geslaagd.
Pas in een laat stadium heb ik
het nawoord van Broens gelezen (ik volgde de status van het stuk zoals de
uitgevers het bedoelden: als na-woord). Van Dievel merkte op dat hij het nut
van een naschrift in het boek betwijfelde. Hij kan gelijk hebben. Voor wie
echter ingeleid wil worden in een nooit eerder zo doorgedreven lezing van de Reynaert
als het portret van een antichrist en de Reynaert als een anti-vita, een
heiligenleven op zijn kop, is het een verhelderend stuk. Wie wat dieper wil
graven kan ook beginnen met het nawoord. De functie van het nawoord is te
vergelijken met een dvd waarop de geïnteresseerde nog wat extra's krijgt om na
te genieten of om opnieuw en met meer diepgang te beginnen.
De sleutel die Broens de lezer
aanreikt, is niet alleen boeiend, maar ook plausibel. Broens leest Van den
vos Reynaerde als de 'vita' van een antichrist. Een antichrist is volgens
hem een medestander van de Antichrist (mét hoofdletter), zoals een christen een
medestander (volgeling) is van Christus. Centraal in zijn betoog staan de zeven
lichamelijke en de zeven geestelijke werken van barmhartigheid, die door
Reynaert worden omgekeerd en geperverteerd. Dit past als een vorm van literaire
parodie, in een traditie waarin schijnheiligen andere schijnheiligen
ontmaskeren om het moreel goede te dienen. Deze visie lijkt me meer dan
interessant om er het aangekondigde proefschrift aan te wijden. Bij Broens
blijft het niet bij deze vertaling (hij benadrukt het verschil met een
'hertaling') in deze graphic novel. Dit is pas het eerste deel van een
'trilogie' waarin nog een proefschrift en een theatervoorstelling volgen. De
interpretatie van Broens heeft raakpunten met vroegere inzichten, maar voegt
een geheel nieuwe, eigen dimensie toe. Hij is dus niet alleen 'vertaler', maar
ook interpretator en hij belicht in dit meerlagige werk het aspect van de
antichrist. Hij geeft hiervan enkele voorbeelden, waarvan de vertaling van
'felle' door 'demon' méér is dan vertalen.
Ook op vormtechnisch vlak heeft
Broens een heel eigen visie consequent doorgedreven. Hij schreef zijn vertaling
in jambische viervoeters omdat hij ervan overtuigd is dat de dertiende-eeuwse
auteur dit ook heeft gedaan. Die consequente houding zorgde ervoor dat Broens
een eerste versie van zijn vertaling helemaal herwerkte. Het resultaat is
verdedigbaar, het effect licht bevreemdend. Door de jambische voet leest de tekst
vlot en leent hij zich uitermate tot luidop lezen, maar doordat Broens vaak
zeer dicht bij het origineel blijft, moet de moderne lezer af en toe aan de
archaïsch aandoende zinsstructuur wennen: 'Toen kwamen naar 't koninklijk hof
alle dieren, iedereen, buiten vos Reynaert alleen. Hij had het hof zoveel
misdaan dat hij niet durfde er te gaan.' Of nog: 'Toen mij bloedig werd mijn
tand.'
Eveneens
opvallend, lichtelijk bevreemdend en toch geslaagd, is de manier waarop het
gesproken woord (zeg maar de directe rede) -- in een stripverhaal steeds
aangegeven door het gebruik van een tekstballonnetje -- hier expliciet in de
tekst wordt weergegeven om het Middelnederlandse verhaal volledig te
respecteren. Het sprekende personage, gevolgd door de persoonsvorm 'zei'
('Reynaert zei', 'Bruin zei'), wordt net als de verhalende stukken bijna steeds
in witte letters binnen zwarte vlakken aangebracht, waardoor er mooi wordt
geïllustreerd hoe sterk het gesproken woord het Reynaertverhaal bepaalt. De Reynaerdie,
het listige, kwaadaardige woord van de vos, voert de boventoon.
Taalvirtuositeit is immers het handelsmerk van de dertiende-eeuwse tekst en
datgene wat Willem, de auteur, en Reynaert, het hoofdpersonage, met elkaar
gemeen hebben.
Aan die tekst heeft Marc Legendre beeld toegevoegd. Op een binnen de Reynaert-traditie
verbluffende en geheel eigen en originele manier. Legendre heeft naar mijn
oordeel de rijke iconografische Reynaert-traditie (wellicht bewust) gemeden.
Het nadeel van deze optie is dat een kans tot interactie of dialoog met de
rijke vosseniconografie niet benut is (in het geval van teksten zouden we van
intertekstualiteit kunnen spreken). Subtiele en minder subtiele verwijzingen
naar voorgangers maken nieuwe iconografische producten vaak zeer aantrekkelijk.
Het gevolg van de optie om vrij van de traditie te werken, is dat hierdoor
kansen ontstaan op een nieuwe, andere, frisse kijk op het verhaal. Bovendien
wordt zo ook de Reynaert-iconografie vernieuwd. Enkele jaren geleden is Klaas Verplancke
hier evenzeer met uitmuntendheid in geslaagd (Manteau, 2006), wat zelfs in
Taiwan niet onopgemerkt is gebleven.
Net als Verplancke, maar onafhankelijk van hem, hebben
Broens (ik vermeld hem ook expliciet als scenarist en ideeënaangever) en
Legendre van de iconografie een rijk spel met de iconografische traditie en de
kunstgeschiedenis gemaakt. De dialoog beperkt zich niet tot de
Reynaerticonografie, er wordt een gesprek aangegaan met de hele westerse
(vooral religieuze) iconografie. Zowel de ervaren als de minder ervaren kijker
ziet meteen referenties aan bekende prenten en schilderijen. Het begint al bij
de openingsprent, waar de toren van Babel van Pieter Brueghel de Oude in een
infernaal beeld naar voren komt, een van de pakkendste prenten van het hele
boek. In het boek krijgen meer en meer bekende kunstwerken hun plaats en
ontstaat een spel van herkenning en inpassing. Ik betrapte me erop voortdurend
met het oog hierop het boek te hebben doorbladerd, als bij een quiz. Sommige
verwijzingen zijn erg opvallend en gemakkelijk te doorzien (de gebroeders Van
Eyck, Gustave Klimt, Michelangelo, Fra Angelico...), andere veeleer
onopvallend. In het allerlaatste zinnetje van het nawoord wordt het hele
lijstje opgesomd, waardoor het identificatiespel een andere dimensie krijgt.
Wie vindt de reminiscenties aan El Greco, Goya, Rembrandt, Van der Weyden,
Caravaggio, Mantegna, Caraveggio, Bernini, Doré, Munch, Dürer en Bacon? Ook
Getty Images, Abu Graib, Emomilk, Dreamstime komen in het lijstje voor. Wie op
zoek gaat naar deze beelden op het internet heeft uren zoekplezier, ik kan het
getuigen. Door de vermelding van deze bronnen spelen scenarist en tekenaar in
een tijd van zappen, samplen en googlen ook een spel met de lezer. Niet het
lijstje is belangrijk, wel dat men dit lijstje gaat gebruiken om de strategieën
te detecteren.
De bronnencatalogus krijgt ook nog een vervolg in een even interessant lijstje
met de aangewende technieken/tools, waarvan Legendre en de Spaanse illustrator
Óscar Berlanga zich hebben bediend: 'potlood, pen en inkt, acryl, Adobe
Photoshop (Cyntiq), monotype, fotografie, collage & mixed media'. Het
teruggrijpen naar Photoshop wordt door enkele liefhebbers van het genre maar
matig geapprecieerd, maar dit is niet de essentie. Bronnengebruik en techniek
zijn aspecten van hetzelfde fenomeen en zijn moderne, nieuwe manieren om een
oud verhaal te actualiseren. Reynaert de Vos van Broens en Legendre is
een werk van de eenentwintigste eeuw waarin een mengeling van stijlen en
technieken precies een sterkte is.
Zeer opvallend is dat het resultaat van de nieuwe
technieken en vormgeving, het citeren, kopiëren, verwijzen, zeer middeleeuws
aandoet. Middeleeuwse teksten zitten immers vol met allusies op de Bijbel en
andere boeken met grote autoriteit (afhankelijk van het genre bijvoorbeeld de
kerkvaders, de klassieke auteurs...) en met intertekstuele verwijzingen naar
literaire bronnen. Vaak kopieerden middeleeuwse auteurs ook bestaande
structuren: de Reynaertauteur citeerde/vertaalde zo de branche Le plaid van
de Roman de Renart, maar verwees ook naar de structuur (hofdag,
ordeverstoring, queeste...), de motieven en de ruimte (woud, wildernis, berg)
van de Arthurromans. De intertekstualiteit gaf en geeft het literaire werk een
artistieke en intellectuele meerwaarde en verhoogt het spelelement in een
aantal literaire teksten.
In zijn nawoord weidt Broens uit over de bedoeling van een
groot deel van de iconografische knipogen. Ze zijn er om Reynaert de Vos als
antichrist te portretteren. De beelden zijn bedoeld om de interpretatie van de
'vertaling' en de visie op de tekst te ondersteunen en te versterken. Hierdoor
krijgen de visuele referenties een duidelijke inhoudelijke bedoeling binnen het
geheel. Er is dus niet alleen een derde, maar zelfs een vierde en vijfde lezing
van dit boek mogelijk.
Reynaert de Vos is een rijk boek dat uitersten op
een boeiende, verrassende, lichtelijk bevreemdende wijze verenigt en traditie
en vernieuwing zinvol in elkaar verstrengelt. Na de gerapte versie van Charlie
May & Zuvuya (uitgeverij Holland, 2008) en de Reynaertillustraties van
Klaas Verplancke (tekst Henri Van Daele, Manteau, 2009), die op hun beurt het
oude verhaal nieuw leven inbliezen, hebben Broens en Legendre een instrument
geschapen om de naleving van oude teksten blijvend boeiend te maken voor de
jeugd van tegenwoordig, voor educatieve doeleinden, maar ook als een mogelijke
bron van nieuwe kunstuitingen. Leraren en leerlingen, Reynaertliefhebbers, de
lezers van graphic novels en van literaire werken in het algemeen, vinden in
dit schitterende duistere boek alleszins voldoende uitdagingen. Broens en
Legendre citeren, samplen en interpreteren. Reynaert, antichrist, leugenaar,
schijnheilige, misleider, verleider... heeft opnieuw een outfit gevonden waarin
hij zijn bewonderaars meelokt in zijn strijd tegen allerlei keurslijven en
conventies. Hij verleent ons nog steeds het recht om te plagen, te verwarren,
te parodiëren, niet onszelf te zijn, te leven in een entr'acte, op scène te
staan. Hij verleent ons het recht om te razen en om maskers af te rukken. Dat
is nodig in elke tijd, zeker in de onze.
René Broens (vert.), Marc Legendre
(ill.): Reynaert de Vos, Atlas, Amsterdam 2010, 128 p. : ill. ISBN 9789045059402
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswolf 2010
deze pagina printen of opslaan