Van
alle klassieke Jiddische boeken is Tevje
de melkboer van Sjolem Aleichem (1859-1916) het bekendste, ook al omdat de
musical Fiddler on the Roof (1964) van Joseph Stein en later de film
(1971) van Norman Jewison erop gebaseerd zijn. Tevje de melkboer bestaat
uit een aantal monologen waarin de titelfiguur mondeling zijn wedervaren
vertelt aan de schrijver. Toen Sjolem Aleichem ermee begon, had hij niet de
bedoeling een heel boek aan de melkboer te wijden, de verschillende verhalen ontstonden in de loop van twintig jaar. Toch kun je Tevje wel als een roman beschouwen: we
zien de hoofdpersoon evolueren en ouder worden; de episodes bouwen op elkaar
voort, en al zijn ze apart leesbaar, ze komen pas binnen het geheel helemaal
tot hun recht.
Tevje brengt zijn melkproducten vooral rond bij de rijke Joden die in Jehoepets
(Kiev) wonen en in Boiberik (Bojanka) hun datsja hebben. In het openingsverhaal
vertelt hij hoe hij melkboer werd en daardoor opklom van straatarm tot gewoon
arm; in het tweede verhaal vernemen we hoe hij zijn spaarcentjes kwijtraakte
door toe te staan dat een ‘bloedeigen achterachterneef’ ermee speculeerde; in
de vijf volgende monologen raakt telkens één van Tevjes dochters aan de man, of
net niet; daarna, we zijn 1910 dan al voorbij, wordt hij samen met alle andere
Joden uitgewezen uit zijn streek; het korte laatste hoofdstuk is een mislukt
probeersel, maar het heeft een zinvol slot: Tevje blijkt voorgoed een zwervende
Jood te zijn geworden.
Dat alles zit stevig ingebed in een historische context, je
kunt het boek o.m. zien als een schildering van het miserabele Joodse leven in
de laatste decennia van het tsarisme. De Joden moesten binnen de grenzen van
het hun toegewezen woongebied blijven, hadden te lijden onder pogroms en
allerlei vormen van discriminatie. Tot de gebeurtenissen op de achtergrond
behoren de Russisch-Japanse oorlog en de revolutie van 1905.
De moeizame uithuwelijking van
de dochters staat centraal. Tevjes financieel benarde omstandigheden maken de
zoektocht naar geschikte mannen niet makkelijk, en bovendien willen de
eigenzinnige meisjes zich niemand laten opdringen -- iets waar hun traditionele
maar liefhebbende en verstandige vader begrip voor opbrengt: anders dan de
meeste andere mannen ziet hij zijn dochters als volledige mensen. De mogelijke
huwelijken zetten hem steeds weer aan tot nadenken, want de
kandidaat-bruidegoms behoren stuk voor stuk tot een andere wereld dan de zijne.
In drie van de
vijf gevallen hebben de problemen te maken met materiële dingen. De kandidaten
zijn van een hogere stand -- met telkens andere gevolgen: één meisje volgt haar
hart en trouwt een arme tegenkandidaat, de tweede wordt tot zelfmoord gedreven,
en Bejlke, de jongste, raakt verzeild in een liefdeloos huwelijk. Tevje zelf
wordt daarbij telkens heen en weer geslingerd tussen zijn eigen verlangen naar
rijkdom en anderzijds meer waarachtige waarden. En de twee overigen? Met Chawe,
die haar afkomst verloochent en een goj trouwt, komt het tot een radicale
breuk. Dat is minder een religieus conflict dan een conflict met de
onderdrukkers van de Joden en aan het eind zal Chawe terugkeren om solidair met
haar familie weg te gaan:
‘op het moment dat ze vernam dat wij worden verdreven, zei
ze tegen zichzelf dat wij allen worden verdreven.’
Dochter Hodl ten slotte trouwt
met een jonge leraar en revolutionair die zij volgt in gevangenschap en
ballingschap; Tevje probeert daar smalend over te doen, maar hij voelt grote
affectie en bewondering voor dit paar. Het had schamele dorpsliteratuur met een
lach en een traan kunnen zijn, maar nee, Tevje de melkboer is een
energiek en toegankelijk meesterwerk. Hoe komt dat?
Vooreerst is er Tevjes nooit
aflatende, aanstekelijke humor, die hem dient als wapen tegen de armoede, de
buitenwereld en zijn eigen overgevoeligheid. Eén voorbeeldje, over zijn
christelijke klanten:
'We hebben gehoord, Tevl,'
zeggen ze, 'dat je een fatsoenlijk man bent, ook al ben je dan een schurftige
jood.' Denkt u dat je van joden zo'n compliment krijgt? Daar kun je lang op
wachten.’
Maar
de humor zit ook in de toon, en in de vergelijkingen: ‘de samowar sist als een
schurk’, de divan bij de rijke schoonzoon is ‘zacht als boter’. De grappen en
grapjes vinden hun plaats in de verbale virtuositeit van Sjolem Aleichem, in
zijn schitterende nabootsing van een redeneerderige babbeltaal, in zijn snelle
vertelwijze.
Verder
is Tevje een veel complexer personage dan hij op het eerste gezicht lijkt: meer
dan een vriendelijke en vrome huisvader, meer dan een brave en goedlachse
verteller. Er zit woede en opstandigheid in hem, en moed. In de revolutionaire
man van Hodl herkent hij misschien wel wat hij zelf wil zijn en in zekere zin
ook is, een mens die ‘begaan is met de wereld’, en: ‘Kritiek op God en de
Messias en de hele wereld, scherp als een mes, met zulke wilde ideeën, dolle
plannen, en alles tegen de draad in, obstinaat en rebels. Zo komt het bv. in
die verdraaide hersens van hem op dat een rijk man niets voorstelt, en dat een
arme sloeber daarentegen iemand van gewicht is, om maar niet spreken over een
arbeider...’ Tevje zelf blijft doorgaans voorzichtiger, al kan hij behoorlijk
bits uit de hoek komen.
Maar hij heeft nog een speciale gesprekspartner, en wat
voor een. ‘U weet dat ik een man ben met groot godsvertrouwen en dat ik nooit
kibbel met de Eeuwige’, zegt hij, maar in feite discussieert hij de hele tijd
met God. Daarmee staat hij in een oude Joodse traditie, hij is een opvolger van
Job: Waarom word juist ik altijd weer door rampen getroffen, terwijl de rijken
er toch beter tegen zouden kunnen? En waarom zijn mensen vaak zo slecht? En wat
heeft Hij eraan dat wij lijden op aarde?
Tevje doorspekt zijn monologen
met aanhalingen uit de Hebreeuwse Bijbel en andere teksten die hij in sjoel
heeft leren kennen. Hij citeert vaak juist én vaak onjuist, schrikt bij
gelegenheid niet terug voor fantasiecitaten, en past de frasen in kwestie
dikwijls op een bizarre wijze toe op datgene waarover hij spreekt. Het gaat
hier niet om een vrijblijvende eigenaardigheid, eigenlijk zit in die
citeermanie de hele Tevje: ze vormt een deel van zijn humor en van zijn geloof,
ze dient hem als houvast, en soms ook als hulpmiddel om buitenstaanders de mond
te snoeren. In sommige passages klinkt hij trouwens zelf als een psalmist of
een profeet. De citaten verwijzen uiteraard naar de godsdienst maar ook naar
geleerdheid; Tevje heeft grote waardering voor kennis, hij zorgt dat ook zijn
dochters er het nodige van meekrijgen. Als hij droomt van een mooie oude dag,
dan denkt hij juist daaraan: niet meer zwoegen, rustig bezig zijn met de
komende wereld, en met boeken. En bij die boeken ligt natuurlijk ook een
affiniteit met de revolutionaire schoonzoon.
Wat moeten vertalers doen met
Tevjes talloze citaten? Willy Brill geeft in een aantal gevallen het Hebreeuws
met vertaling erbij, op de andere plaatsen lezen we meestal meteen een
(gecursiveerde) vertaling; bepaalde Hebreeuwse zinnen krijgen ook een
verklaring en bronvermelding achter in het boek. Brill licht haar keuzes niet
toe, maar uit het oogpunt van de leesbaarheid valt er niets op aan te merken.
Ook voor de rest heeft de onvermoeibare vertaalster, zoals we van haar gewend
zijn, een heel levendige, pittige tekst afgeleverd, met slechts hier en daar
een opvallende slordigheid of onduidelijkheid. Jammer vind ik wel dat het
nawoord zo kort gehouden is: de Nederlandstalige lezer zou best wat meer
documentatie kunnen gebruiken over de historische achtergrond, over het
ontstaan van het werk... Maar niet gezeurd, dit is een mooi klassiek boek in
een mooie vertaling. Deze tweede druk is meer dan welgekomen.
Sjolem Aleichem:
Tevje de melkboer, L.J. Veen klassiek, Amsterdam 2020, 189 p. ISBN 9789020416350. Vertaling
van Tevje der milchiker door
Willy Brill. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan