Hoewel de Verenigde Staten van Amerika verdeelder lijken
dan ooit, is er toch zoiets als een Amerikaans eenheidsgevoel: een trots op het
land en de verwezenlijkingen ervan bij de inwoners, ongeacht hun achtergrond. En
zeker als de VS naar buiten treden, vormen ze een groot blok: militair,
economisch, in sport… Dat is wel even anders met ‘het oude continent’. Een
Verenigde Staten van Europa is nog heel ver af, want ondanks de Europese Unie
bestaat er bij de bevolking niet zoiets als een Europese identiteit en is er
nog steeds weinig te merken van een gevoel van verbondenheid. Integendeel:
overal in Europa steken nationalistische tendensen weer de kop op, met als
triest hoogtepunt de Brexit waarmee Groot-Brittannië zich opnieuw van de Unie losmaakt.
Het zou de
Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig veel verdriet doen om dit te moeten
constateren, want hij was een hartstochtelijk voorstander van meer Europese
samenhorigheid. Zijn ideaal was het Wenen van rond 1900: een bruisende,
kosmopolitische en meertalige stad waar het dankzij een open klimaat tot zeer
veel geestelijke verwezenlijkingen kwam met belangrijke revoluties in de kunst
(onder andere Klimt), muziek (Mahler) en psychologie (Freud). Dat idee heeft
hij in essays, interviews en lezingen uitgedragen gedurende het interbellum.
Drie van zijn voordrachten zijn nu in Nederlandse vertaling verschenen onder de
titel Aan de Europeanen van vandaag en
morgen. Op sommige vlakken lijken dit woorden van een tijdgenoot, want
hoewel een aantal van zijn ideeën zijn ondertussen werkelijkheid geworden zijn,
kunnen andere nog steeds inspireren.
Een heel mooie gedachte
ontwikkelt Zweig in ‘De morele ontgifting van Europa’, een tekst uit 1932. Hij
pleit ervoor om de geschiedschrijving, die meestal focust op conflicten en
oorlogen, te vervangen door een positievere culturele geschiedenis die oog
heeft voor de realisaties van de kunst en de wetenschap. Dat zal, volgens hem,
niet langer de tegenstellingen tussen de Europese landen benadrukken, maar het
respect vergroten voor elkaars verdiensten én aantonen dat ideeën elkaar
bevruchten zonder rekening te houden met landsgrenzen. Bovendien bepleit hij
hier ook dat studenten in een ander Europees land een semester of een jaar moeten
kunnen gaan studeren om elkaars taal en cultuur beter te leren kennen. Voorwaar
visionair, want dit is natuurlijk wat later het Erasmus-uitwisselingsprogramma
zou worden, waarschijnlijk de meest geslaagde poging tot melange tot nu toe.
Dat sluit aan
bij een gedachte die hij formuleert in ‘De eenwording van Europa’, waarin hij
meent dat Europa ‘vóór een politieke, militaire en financiële unie’ vooral ‘een
culturele unie van Europa’ moet worden. Hij levert kritiek op het gebrek aan
betrokkenheid van de inwoners bij het Europese project – zo’n 90 jaar na die
vaststelling nog steeds een probleem! Europa mag niet bij woorden blijven (dat
is te elitair, dat is preken voor de eigen kerk) er moet actie ondernomen
worden. Zijn voorstel: massabijeenkomsten organiseren waarin leden van dezelfde
beroepscategorie uit de verschillende Europese landen elkaar ontmoeten en van
gedachten wisselen. Dat creëert een groepsgevoel en onderstreept de
overeenkomsten in plaats van de verschillen. Een ander idee is een krant,
beschikbaar in de verschillende talen, die werkelijk over Europa bericht, zodat
iedereen geïnformeerd is over wat er zich afspeelt in de andere landen. Dat
moet in plaats van haat en wantrouwen broederschap bewerkstelligen.
Als ideaal voor de eenwording van Europa doet voor Zweig
het antieke Rome dienst: een immens rijk met een erg uiteenlopende bevolkingssamenstelling
en een verscheidenheid aan talen, maar met één gedeelde taal, cultuur en
rechtspraak die verbindend werken. En zelfs al blijkt dat allemaal een illusie
dan nog is het nastreven ervan productief, want je doet er niemand kwaad mee.
Zweig toont
zich een humanist die gelooft dat aandacht voor en kennis van elkaars
geschiedenis, taal en cultuur tot wederzijds begrip en verbondenheid leiden. In
een tijd waarin die gedachte steeds meer onder druk lijkt te staan – zie de
dalende interesse voor de verschillende opleidingen filologie, waarin precies
die zaken worden onderwezen – is het hartverwarmend om daarover een idealist
aan het woord te horen. Niet alleen zijn de hier gepresenteerde lezingen van
Zweig dus opnieuw (of: nog steeds) relevant en dus zeer lezenswaardig, dat
geldt ook voor het goed gedocumenteerde nawoord van vertaler Thomas Huttinga,
waarin hij de teksten contextualiseert en actualiseert.
Stefan Zweig, Thomas Huttinga (sam.): Aan de Europeanen van vandaag en morgen, IJzer, Utrecht 2020, 120 p. ISBN
9789086842186. Vertaling uit het Duits door Thomas Huttinga. Distributie EPO
deze pagina printen of opslaan