Het klinkt als een behoorlijk project: een
autobiografische trilogie waarin achtereenvolgens wordt weergegeven hoe het is
om als vrouw van veertig, vijftig en zestig te leven in een wereld die door
mannen is vormgegeven. Toch is het precies waar Deborah Levy mee bezig is. Het
eerste deel, Dingen die ik niet wil weten
(De Geus 2020) is een reactie op George Orwells essay uit 1946 Why I Write.
In het tweede deel, De prijs
van het bestaan, omschrijft ze haar leven als prille vijftiger, als ze pas
gescheiden is van haar man. Ze heeft naar eigen zeggen het behang verwijderd
van het gezinshuis waarin het comfort en het geluk van man en kinderen altijd
prioriteit is geweest en trof daarachter een niet gewaardeerde, onbeminde,
verwaarloosde en uitgeputte vrouw aan. Die vrouw krijgt daardoor dezelfde taak
als haar kinderen die pas uit huis zijn: het leven zelf vorm geven. Deze keer
doet ze dat door buiten de lijntjes te kleuren en voor haar eigen vrijheid te
kiezen, buiten de voorgeschreven rolpatronen.
Hoewel Deborah Levy haar eigen
leven als uitgangspunt neemt – niet zo vreemd voor een autobiografie – houdt ze
haar blik ook naar buiten gericht en heeft ze zicht op de grotere patronen die
niet alleen haar leven bepalen, maar ook dat van andere vrouwen. Dat blijkt al
uit de openingsscène. Levy omschrijft hoe zij in een bar zit en het volgende
aanschouwt: Een man van achter in de veertig nodigt een jonge vrouw uit om bij
hem te komen zitten. Ze is in een boek aan het lezen, maar gaat toch op zijn
aanbod in. De man praat, totdat zij hem onderbreekt en over haar dag vertelt. Ze
is gaan duiken, maar het stormde toen ze bovenkwam en ze was bang niet meer
terug bij de boot te komen. De empathische reactie van de man: ‘Je praat wel
veel, hè?’ Levy concludeert dan:
‘Het viel niet mee om aan hem, een man die veel ouder was
dan zij, duidelijk te maken dat de wereld ook haar wereld was. Hij had een
risico genomen toen hij haar uitnodigde om bij hem te komen zitten. Ze bracht
immers een geheel eigen leven en libido met zich mee. Het was niet in hem
opgekomen dat zij hem misschien wel helemaal niet beschouwde als de
hoofdpersoon en zichzelf als bijfiguur.’
Een rake observatie die aangeeft
hoe bijna zeventig jaar na de publicatie van Simone de Beauvoirs Le deuxième
sexe vrouwen nog vaak als object worden gezien in plaats van subject.
Maar het is
ook een observatie die meer is dan een anekdote. Zo komt de boot uit het
verhaal van de jonge vrouw later terug als metafoor voor het huwelijk van
Deborah Levy. Zo zit gedurende het hele boek het kleine in het grote en het
grote in het kleine. Een detail uit andermans leven, kan staan voor een patroon
in haar eigen leven en detail uit haar eigen leven kan staan voor een patroon
in de maatschappij enzovoort. Het boek zoomt zo voortdurend in en uit tussen de
leven van individuele vrouwen en het vrouwenleven als geheel.
Wie met een feministische blik
naar de boek kijkt, zal er veel uithalen. Niet alleen reminiscenties naar De
Beauvoir zoals ik al opmerkte, maar ook naar andere feministische denkers. Is
het citaat ‘Vrouwelijkheid was immers sowieso een vermomming’ geen verwijzing
naar Judith Butler?
Ik denk
al met al dat dit boek een mooi voorbeeld is van écriture feminine: een boek
vanuit de vrouwelijke belevingswereld. Virgina Woolf merkte in A Room of One’s
Own al op dat de vrouwelijke belevingswereld en de onderwerpen die erin
speelden niet van belang wordt geacht in de maatschappij, wat een obstructie
vormt voor schrijfsters. De vraag is of de tijden veranderd zijn. Laten we
hopen van wel, want Levy’s zoektocht om haar leven opnieuw vorm te geven kan
voor zowel mannen als vrouwen belangrijke inzichten geven in hoe we ons leven
vorm geven.
Deborah
Levy: De prijs van het bestaan, De Geus, Amsterdam 2020, 172 p. ISBN 9789044544039.
Vertaling van The cost of living door Astrid Huisman en Roos van de Wardt.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan