Vertaald proza

BOEKEN NR. 2, FEBRUARI 2021

Tova Gerge: De jongen

door Elisabeth Francet

In de collegezaal zit iemand wiens contouren gedurende het voorjaarssemester dermate scherp zijn geworden dat de verteller zich niet meer kan concentreren op zijn studie. Het is iemand die weet dat de verteller naar hem kijkt. Iemand die weet waar ze voor of tegen is. De andere studenten filmwetenschap denken waarschijnlijk dat zij, met haar flodderige trui en 'kortgeschoren als een bajesklant', een politiek activiste of een feministe is. Voor de verteller is zij 'de jongen', of het object van zijn begeerte.   

Quasi achteloos zaait Tova Gerge (1982) in De jongen verwarring over het gender van haar personages, alsof mannelijk, vrouwelijk of onzijdig niet ter zake doen. Wars van conventies doorbreekt de Zweedse schrijfster in haar controversiële roman menig taboe over erotiek, seksualiteit, sadomasochisme, macht en rolverdeling in een liefdesrelatie. De jongen leest als een uitputtingsslag. Thematisch doet het sterk denken aan werken als De maagd Marino van Yves Petry of Nabokovs Lolita.
 
De ik-figuur is een eenling zonder naam. Hij heeft een obsessie voor hardlopen, eet gezond, kijkt op doordeweekse dagen naar high school-films, trekt soms een jurk aan. Hij wil er begeerlijk uitzien. 's Nachts klust hij bij als receptionist in een hotel. Vooraleer hij de jongen in zijn studentenflat uitnodigt, stapt de verteller een seksshop binnen en koopt, ter voorbereiding van wat in zijn verbeelding komen gaat, een attribuut met een zwierige paardenstaart. Hij heeft een uitgekiend plan en zal daarbij de regie voeren; 'de jongen zal het water zijn dat ondergaat.' Wanneer hij op de jongen toestapt, hapt die onmiddellijk toe.
 
De jongen ziet er ruig uit. Toch stelt hij zich bij hun eerste afspraakje kwetsbaar en afwerend op. Pardoes huilt hij. Hij heeft een vriendin, een dominant pornotype. (Misschien kan de verteller het met haar op een akkoordje gooien?) Aanvankelijk laat de verteller de jongen, die nog niet weet wat hij wil, doen wat hij niet wil. De verteller is ervan overtuigd dat hun relatie slechts kans op slagen heeft als ze op vrijwilligheid berust. Bemoedigend is dat de jongen verder wil gaan dan het slaan met de riem. Hij wil dat de verteller een permanent spoor bij hem achterlaat. Voorts zijn er Mel, een collega, en John, de ex van de verteller. Zij fungeren als klankbord voor de verteller, terwijl die zijn web rond de jongen spint.
 
Voor de verteller gaat het in zijn relatie met de jongen om iets heel zuivers: macht. Op geen enkel moment laat hij toe dat de jongen hem probeert te beïnvloeden. Elke uiting van politiek engagement, feminisme of ethisch bewustzijn smoort hij in de kiem. De jongen moet een willoos object blijven. Hij mag geen subject worden. Zo dwingt hij de jongen, die overtuigd vegetariër is, om vlees te eten en zijn haar te laten groeien. De jongen onderwerpt zich.
 
De verteller intensiveert het hardlopen. Hij voert een onophoudelijke strijd (voor of tegen de jongen?). Om te voorkomen dat de jongen noten op zijn zang krijgt – hij doet audities op de toneelschool – haalt de verteller het attribuut met de paardenstaart uit de kast met de bedoeling hem te vernederen en passief te houden. Paradoxaal genoeg eist hij tegelijk dat de jongen gaat hardlopen en discipline kweekt. Is er sprake van liefde?
 
Steeds vaker is de jongen onzeker, gespannen, angstig. Hij vermagert zienderogen, terwijl de verteller zijn extreme seksuele fantasieën op hem botviert. Geleidelijk aan sluipt er onvrijwilligheid in de relatie, op weg naar iets lelijks. Hun ontmoetingen worden afmattend voor beiden. De wederzijdse gêne neemt toe. Ook de lezer, meegesleurd op een helse achtbaan van compleet uit de hand lopend sadomasochisme, wordt een beetje misselijk en raakt uitgeput. Gelukkig komt er net op tijd een intrigerende wending in het verhaal.
 
Het komt erop aan de teugels niet te laten vieren, denkt de verteller. Misschien kan een kind hen dichter bij elkaar brengen. Wanneer hij de jongen confronteert met John, zijn ex, pas vader geworden, loopt het mis. De machtsverhouding kantelt en de vertwijfeling slaat toe. Zolang ze de taal van het lichaam spraken, ging alles goed. Er was een stilzwijgende afspraak. Hartverscheurend is het, wanneer ten slotte de stilte tussen hun lichamen valt.
 
De innerlijke monologen van de verteller worden allengs een diepgravende analyse van de begrippen macht, dwang en overgave. Met verve beschrijft Gerge de complexiteit van de verhouding meester-slaaf of dader-slachtoffer. De grens tussen de 'rollen' vervaagt. Gerge slaagt erin de lezer met beide personages te laten sympathiseren.
 
'Misschien was het ooit mogelijk geweest, als ik hem was tegengekomen voordat het ook maar in hem opkwam om zijn haar af te knippen. Ik had openlijk en tot over mijn oren verliefd kunnen zijn. Hij had zijn mooiste jurk aan kunnen trekken, een gebloemde jurk tot net over zijn knieën. Hij had lakschoenen kunnen dragen. Ik had een colbertje kunnen dragen, omdat dat goed bij zijn jurk paste. We hadden eruit kunnen zien alsof we samen kinderen zouden krijgen.'
 
De verteller was niet op zoek naar de waarheid. Hij was op zoek naar navigatiepunten, naar de juiste kans van de grenzen, naar een manier om zich te redden, 'om niet meer ten onder te gaan'.
 
Tova Gerge: De jongen, Nobelman, Groningen 2020, 262 p. Vertaling van Pojken door Eline Jongsma. ISBN 9789491737657

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri