Nederlands proza

BOEKEN NR. 3, MAART 2021

Caro van Thuyne: Lijn van wee en wens

door Jooris van Hulle

Na haar debuut met de verhalenbundel Wij, het schuim (Podium 2018) maakt Caro van Thuyne haar debuut als romanschrijfster met Lijn van wee en wens. Pijn en verdriet om het verlies van haar ruim zeven jaar voordien overleden halfzusje Tully, dat geboren was met het Warfarine-syndroom, houden Mari (‘Mariposa’, de ‘vlindervrouw’) in een wurggreep. Dan neemt ze het besluit weg te trekken, weg van haar man Felix, die zelf al die tijd op zoek is moeten gaan naar de vrouw die hij ooit, in betere tijden, heeft gekend. Twee mensen die elk op hun eigen manier al wat hun rest aan innerlijke kracht zullen inzetten om hun relatie te vrijwaren van het definitieve einde.    

Terwijl Mari haar tocht langs de rivier verder zet, met als uiteindelijke doel voor ogen: de zee, bouwt Felix thuis aan een soort ‘porch’, waar zijn vrouw zich desnoods zou kunnen terugtrekken om verder te leren omgaan met het verdriet. De passages waar Felix aan het woord komt, contrasteren in hun directheid fel met de verwarde en vaak op de droom inhakende  scènes waarin Mari centraal staat. Van Thuyne weet dat anderen haar zijn voorgegaan op het literaire pad van de rouw- en verwerkingsliteratuur. Even wordt bijvoorbeeld verwezen naar Schaduwkind van P.F. Thomése, maar de leidsman bij haar schrijven is ontegenzeglijk Richard Skelton, ‘ook een weewandelaar. Hij is begonnen wandelen toen zijn vrouw heel jong stierf, hij doorkruiste het landschap waarin ze samen geleefd hadden en raakte erdoor geobsedeerd’.
 
Deelteksten van Skelton worden in het relaas over Mari ingepast, zeker op die momenten dat Mari niet de woorden vindt om uit te drukken wat haar beroert. Binnen het kader van dit intertekstuele  spel van allusies en verwijzingen ontwerpt Caro van Thuyne een eigenzinnig en authentiek overkomend taallandschap. Mari bedenkt dat ze misschien moet ‘leren aanvaarden dat de diepste ervaringen de taal ver voorbijsteken’,  dat ‘taal die secuur neerlegt  alsof ze alles definieert’ niet bestaat. Het zijn misschien wel gemeenplaatsen, maar daartegenover staat de totaal eigen schriftuur die hier tot leven wordt gewekt.  Mari beleeft bijvoorbeeld in een soort achterwaartse beweging de laatste levensmomenten van Tully, zij wil de tijd terugdraaien om ongedaan te maken wat zich heeft voorgedaan, tot ze beseft dat ze tegen ‘een muur van onomkeerbaarheid’ aanbotst.  
 
De vaak tegen het verdroomde aanleunende taferelen en overpeinzingen waarin Mari haar toevlucht lijkt te zoeken op haar tocht naar de zee, worden dan weer gerelativeerd door de beschrijving van de mensen die zij ontmoet. Treffend bijvoorbeeld is de figuur van grafdelver Dismas, die met zijn rechttoe rechtaan taaltje bijna letterlijk voor een soort verademing zorgt:
 
‘weh, ied’re winter ga ik in de duin’n hierachter duindoornbess’n plukk’n, op de dag dat de vogels voor ‘et eerst rondvlieg’n, dan zijn de bess’n op ‘un zoetst’.
 
Al even nadrukkelijk (weer) op de werkelijkheid geënte momenten zijn die waarin Mari vertelt over de kauw Jakke, die zij van de dood heeft gered en die haar nu overal volgt.
 
Lijn van wee en wens gaat in de eerste plaats over de pijn van het verlies. Caro van Thuyne staat ook stil bij de manier waarop kan worden omgegaan met doof-blinde kinderen: ‘wie de wereld van het doofblind kind betreedt en ten volle wil begrijpen , dient te leren mee-kijken en mee-voelen en mee-beleven in dit “wilde zijn”.’ Er is kortom nood aan inlevingsvermogen dat de grenzen van de talige communicatie verlegt. Van Thuyne zet de lijnen uit, de lijnen zoals ze op het omslag in het zeezicht van Leon Spilliaert opdoemen, de lijnen ook die aangezet worden in en door de taalkracht van de auteur:  
 
‘zandzware luimige wind schudt het duinroosje tussen hier en de vuurtoren zo dooreen dat eronder al een  sneeuwmat van te vroeg gevallen bloemblaadjes ligt […] hij zingzeurt ergens in een kier van een venster’.
 
Caro van Thuyne: Lijn van wee en wens, Koppernik, Amsterdam 2021, 218 p. ISBN 9789083048093

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri