Poëzie

BOEKEN NR. 4, APRIL 2021

Stefan Hertmans, Peter Verhelst (sam.): Wij waar geen eind aan komt

door Dirk De Geest

Een verjaardag is vaak een reden om terug te kijken, om het verleden in herinnering te brengen maar ook om het te verankeren in het verleden. Literaire verjaardagen zijn in wezen niet anders. Nu Stefan Hertmans zeventig jaar wordt, acht de uitgeverij het ogenblik gekomen om zijn oeuvre opnieuw in kaart te brengen. Dat geldt allereerst voor de dichter. Hertmans is mee begonnen als dichter, met de bibliofiel uitgegeven bundel Ademzuil: gedrongen woordpoëzie die niet toevallig doet denken aan het werk van Willy Roggeman of internationaal aan de gedichten van Paul Celan.    

De daaropvolgende bundels laten meer ‘open’ gedichten zien, waar de dichter de taal aanzienlijk ruimte geeft om een beeldrijke ervaring te creëren. Typisch voor de mode van het postmodernisme is het gebruik van referenties aan andere teksten maar ook aan schilderijen en beeldend werk. Het is een procedé dat Hertmans tot vandaag graag gebruikt. Daarbij gaat het niet zozeer om het pronken met eruditie (al zal menig lezer jaloers zijn op de gigantische kennis van de dichter) maar veeleer om de dialoog van de hedendaagse dichter met het verleden. Vaak is dat gesprek ook kritisch van aard (en soms neemt het groteske of parodiërende proporties aan), en in die zin vormen de gedichten een logisch vervolg op de argumentatie in Hertmans’ cultuurhistorische en maatschappelijke essays. Andere gedichten (zoals in de bundel Kaneelvingers) zijn dan weer relatief toegankelijk en herkenbaar, ook al valt op hoezeer de dichter die ervaringen stileert en uitpuurt tot taferelen met een haast rituele kracht.
 
Een bloemlezing uit zo’n omvangrijk en divers oeuvre samenstellen is geen sinecure. Peter Verhelst heeft daarom gekozen voor een vrij radicale aanpak. Net zoals hijzelf zijn eigen werk herstructureerde in Koor opteert hij voor een integrale benadering van Hertmans’ poëzie. Uit alle bundels zijn gedichten geselecteerd die thematisch bij elkaar aansluiten en in functie van een aantal centrale thema’s worden aan elkaar geschakeld. Daardoor wordt de oorspronkelijke chronologische orde verbroken en ontstaat een vreemde ervaring: gedichten van haast vier decennia afstand worden naast elkaar afgedrukt. Dat leidt tot een aparte, hoogst intrigerende leeservaring. Tegelijk wordt daardoor de stilistische verscheidenheid die Hertmans’ eerdere bundels toch wel kenmerkt extra in de verf gezet.
 
Het centrale thema, dat al in de titel van de anthologie wordt aangegeven, lijkt typisch Verhelstiaans. Het betreft de zoektocht naar een ‘wij’, naar een samengaan van geliefden, van mensen in een gemeenschap, van de dichter met de stemmen uit zijn omgeving of uit het (culturele) verleden. Dergelijke verbindingen creëren een netwerk van betekenissen in het universum van Hertmans: soms zijn ze duurzaam maar veel vaker gaat het om relaties die door het vers tot stand komen, via associaties, tegenstellingen of het over elkaar schuiven van gelijkaardige situaties. Daarnaast geeft de titel echter ook het grote belang aan van de tijd. Die keert in allerlei varianten terug op vrijwel elke bladzijde: als momentopname, als herhaling, als duurzaam patroon, of omgekeerd als stilstand, evocatie van het tijdeloze of het blijvende. Door gedichten uit uiteenlopende periodes naast en door elkaar te plaatsen (soms zelfs met het opbreken van reeksen tot gevolg) worden die contouren bijzonder duidelijk, want het ene vers vormt als het ware een voortzetting van of een commentaar op het andere. Latere verzen verduidelijken eerdere beelden en omgekeerd.
 
Vanaf de eerste gedichten wordt die zoektocht naar openbaring zichtbaar, en meteen onderstreept Verhelst – met uiteraard Hertmans in zijn spoor – de cruciale rol die literatuur, en ruimer kunst, daarin kan spelen. Kunst stolt, biedt een uitvergroting van rake details, ontstijgt het ogenblik, maakt van momenten monumenten. Belangrijk daarbij is de rol van de transformatie: onder de blik en de pen van de dichter leert de lezer zaken anders zien, beter maar soms ook verwarder en dubbelzinniger. Dat geldt voor onze waarneming van objecten en landschappen, maar ook voor de manier waarop wij kijken naar mythen en verhalen uit het verleden, naar kunstwerken uit onze canon en uiteindelijk naar onszelf en anderen. En in laatste instantie geldt dit evenzeer voor de manier waarop Verhelst ons dwingt anders (door zijn bril) te kijken naar het imposante oeuvre van Hertmans als dichter. In die zin is Wij waar geen eind aan komt niet alleen een magistrale en broodnodige bloemlezing, het is een volwaardige nieuwe bundel: een verjaardagsgeschenk met klasse voor de dichter, en van de dichter aan zijn lezers!
 
Stefan Hertmans, Peter Verhelst (sam.): Wij waar geen eind aan komt. Een keuze uit de gedichten door Peter Verhelst, De Bezige Bij, Amsterdam 2021, 144 p. ISBN 9789403124117. Distributie Standaard Uitgeverij

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri