Mark Meekers is onderhand aan zijn
vijfentwintigste dichtbundel toe. Ditmaal neemt hij de coronacrisis onder de
loep. Zoals de titel het aangeeft, slaat de dichter wild om zich heen. Hij ziet
in de crisis het symptoom bij uitstek van de manier waarop onze laatkapitalistische
maatschappij is verworden tot een machinerie van geld, macht en industriële
mechanismen. Het gevolg daarvan is een verregaande globaliseren en
anonimisering waarvan individuen het slachtoffer worden. Dat antagonisme tussen
verantwoordelijke instanties en weerloze slachtoffers ligt ten grondslag aan
het engagement van de dichter. Hij is bij uitstek verontwaardigd over de manier
waarop economisch zwakkere personen (zeker de ouderen in de woonzorgcentra) in
feite aan hun lot worden overgelaten, aangezien maatregelen vooral de
economische factoren willen dienen. Die woede resulteert in een aantal sterk
maatschappelijk en politiek geëngageerde gedichten.
Meekers is echter, ook in deze
bundel, die toch wel een aparte plaats inneemt in zijn oeuvre, bovenal dichter.
Zijn emoties zijn sterk, maar ze worden in de hand gehouden door een
uitgebalanceerd ritme en een overvloedige beeldspraak. De dichter is altijd al
sterk geweest in het brengen van visueel aansprekende metaforen en in deze
bundel is dat niet anders. Zijn beelden zijn ditmaal vaak grotesk, waardoor de
nefaste kanten van de werkelijkheid kritisch worden uitvergroot. Dat resulteert
naar mijn mening soms in overtrokken karakteriseringen van mensen en
instanties, en de beledigende uitspraken her en der in de bundel liggen in
dezelfde lijn. Het is niet meteen een lyriek die het recept van matigheid
huldigt, maar dat past bij het kritische opzet dat weinig ruimte laat voor
nuancering en diepgang. In die zin is dit zeker niet Meekers’ sterkste
dichtbundel, ook al laat de auteur op een aantal bladzijden zijn poëtische
talent, met een voorkeur voor barok taalgeweld, duidelijk zien.
Mark Meekers:
Slagwerk. Kleine coronasuite, ARTSenicum, [Heverlee] 2020, 42 p.
deze pagina printen of opslaan