Toen men
destijds Zomerhuis, later, de debuutbundel van Judith Hermann, in de
markt wou zetten, gebeurde dat door de auteur een achterkleindochter van Anton
Tsjechov (1860-1904) te noemen. Nog altijd is Tsjechov een referentiepunt,
zowel voor zijn toneelstukken als voor zijn verhalen. Dat er een nieuwe
vertaling verschijnt van dertig van zijn mooiste verhalen, kan dan ook geen
verwondering wekken.
De aantrekkingskracht van Tsjechov ligt in de eerste plaats in zijn
vertelkunst. Elk verhaal neemt de lezer onherroepelijk mee op een verkenning
van (een aspect van) de late negentiende- eeuwse Russische samenleving. Het is
niet enkel wodka, sneeuw en armoe. Er is drama: diefstal!, overspel!, moord!
Maar ook humor: het verhaal ‘Hartje', de irritante babbelkous Zjmoechin uit
‘Een Petsjeneeg' en de student die in shock is na een bordeelbezoek in ‘Zwakke
zenuwen’. Er zijn de prachtige natuurbeschrijvingen – hier moet ‘Steppe’ worden
genoemd – maar ook de industriële revolutie: elektrisch licht, fabrieken, spoorwegen.
In vele verhalen gaat het expliciet over ‘vooruitgang’ en het belang van
kennis. Het duidelijkst en meest expliciet gebeurt dat in het prachtige ‘Mijn
leven’. Sowieso is er ook altijd de spanning tussen traditie en vernieuwing. Hoewel
er in de verhalen bijvoorbeeld atheïsten voorkomen, zijn de eenvoudige mensen meestal
gelovig of bijgelovig.
Wat de liefde betreft –
prominent aanwezig in vele verhalen – is Tsjechov niet klef of hopeloos
romantisch, zoals dat bij Toergenjev weleens het geval is. In ‘De grote en de
kleine Volodja' begint een getrouwde vrouw een relatie met een jeugdvriend. En
in Tsjechovs beroemdste verhaal, ‘De vrouw met het hondje’, gebeurt, zoals
geweten, iets gelijkaardigs. Ariadna uit het gelijknamige verhaal speelt
simpelweg spelletjes met mannen en in ‘Verloofd’ zou Nadia liever niet verloofd
zijn:
“Jij en
Grootje maken me kapot! Ik wil leven! Leven!” Ze trommelde met haar kleine
vuist op haar borst. “Geef me de vrijheid! Ik ben nog jong en ik wil leven,
maar jullie hebben een oude vrouw van me gemaakt.”
Tjechov was een arts – er komen
veel artsen voor in zijn verhalen – die het goed voorhad met de lieden aan de
rand van de samenleving. Dat sociale aspect komt terug in zijn verhalen. Naast
mensen uit de hogere klasse en de middenklasse, worden arbeiders, boeren en
kleine handelaars met veel tederheid en mededogen geportretteerd. Anna, de
fabriekseigenaar uit ‘Waar een vrouw regeert…’ wordt verliefd op een arbeider.
In het reeds genoemde ‘Mijn leven’ kiest een jongeman van adel voor het leven
als arbeider. Iemand zegt:
‘De lijfeigenschap is afgeschaft maar het kapitalisme is
ervoor in de plaats gekomen. […] We ranselen onze lakeien niet meer af in de
paardenstal omdat we subtielere vormen van slavernij hebben ontwikkeld, of per
geval een redenering verzinnen ter rechtvaardiging van de onderdrukking waaraan
we ons schuldig maken.’
Maar dit betekent niet dat Tjsechov sociaal bewogen
verhalen schreef. Het mooie aan Tsjechov is nu net dat
hij aan de rand gaat staan en toekijkt: hij observeert en oordeelt niet. De
verhalen van de Rus zijn voor vele interpretaties vatbaar en vragen daarom geen
luie, maar betrokken lezers. Op dat laatste aspect hamert Sophie Levie, emeritus
hoogleraar letterkunde, in haar verhelderende nawoord. Ook wijst ze op de ambiguïteit
en de poly-interpreteerbaarheid van de verhalen:
‘De lezer moet zelf bedenken hoe een verhaal afloopt, hoe
het leven van de personages verdergaat en, vooral, of het eigenlijk wel
belangrijk is om dat precies te weten.’
In het verhaal ‘Ionytsj' lezen
we plots: ‘Meer valt er niet over Startsev te zeggen.’ ‘Het huis met de
mezzanine' eindigt met de simpele maar mooie zin: ‘Missyoes, waar ben je?’ En
‘Ariadna' eindigt met: ‘De volgende dag verliet ik Jalta. De afloop van
Sjamochins liefdesaffaire heb ik niet meer vernomen.’
De bekendste Tsjechov-vertaling
is die van Tom Eekman, Aai Prins en Anne Stoffel. Zij hebben de verhalen
vertaald in het kader van de Verzamelde werken,
uitgegeven door uitgeverij G.A. van Oorschot. Hans Boland, de vertaler van De
dertig beste verhalen, heeft voornamelijk werk geselecteerd uit de late
periode. Dat betekent vierentwintig verhalen uit de laatste twee van de vijf
delen uit de Verzamelde werken, te weten de periode 1889-1903. Het
vroegste verhaal ‘Pech!’ dateert uit 1887. Gek genoeg werd het beroemde verhaal
‘Zaal 6’ niet opgenomen. Boland heeft ervoor gekozen om de verhalen in
omgekeerde chronologische volgorde te publiceren. Volgens Sophie Levie wil de
vertaler hiermee van meet af aan Tsjechovs meesterschap zichtbaar laten zijn en
de lezer niet confronteren met een ontwikkeling, als die er al zou zijn.
Bij het lezen van
Boland valt meteen op dat er moderne, hedendaagse woorden en uitdrukkingen
worden gebruikt. Hij schrijft ‘So what? waar in het Verzamelde werken
‘Nou en?’ staat. Hij schrijft ‘Heremetijd!’ en niet ‘Lieve help’. ‘Alles kits?’
en niet ‘Alles netjes’. We lezen ‘giebelkous', ‘glamour' en ‘Dat moet je ook
lezen, joh.’ Bij van Oorschot staat ‘dollen’, in de nieuwe vertaling
‘foezelen'. Het woord ‘vader’ wordt ‘ouweheer’. In het verhaal ‘Om de nek, op
de hals’ gebruikt Boland zelfs het Vlaamse woord ‘pezewever' – een letterlijke
vertaling zou ‘sufferd’ zijn. Ook ‘koddebeier' wordt gebruikt, een
archaïsch woord voor veldwachter. In de Verzamelde werken staat dan ook
gewoon ‘veldwachter’. Moeilijk te begrijpen is waarom Boland ‘neger' schrijft waar
in de Verzamelde werken ‘een neger of een Arabier’ staat.
Boland begint
eigenlijk al bij de titel. Hierboven werd ‘De vrouw met het hondje’ vermeld.
Traditioneel heet dat verhaal ‘De dame met het hondje’. ‘In de groeve’ heet in de
Verzamelde werken ‘In het ravijn’ en ‘Zwakke zenuwen’ dan weer
‘Zielepijn'. De vertaler heeft zelfs een verhaal een nieuwe titel gegeven. ‘Te
vroeg!’ of ‘Vroeg!’ werd ‘Pech!’ Maar daar blijft het niet bij. Boland
herschikt zinnen en alinea’s indien een dergelijke ingreep het ritme ten goede
komt. Hij laat de typisch Russische vadersnamen weg en vervangt ze door de achternaam,
waar nodig aangevuld met ‘meneer’ of ‘mevrouw’. Bij het overzetten van het cyrillisch
alfabet naar het onze schrijft hij namen van personen op die manier dat ze het dichtst
mogelijk bij de Russische uitspraak liggen. Vera wordt dus Vjèra. Afhankelijk
van de context wordt ‘werst' of ‘kilometer’ gebruikt. Informatie wordt
weggelaten indien niet relevant voor de Nederlandstalige lezer: ‘in een van de
gewesten van het gouvernement T.’ wordt ‘ergens op het platteland.’
Het zal ondertussen
duidelijk zijn dat een vertaling van Hans Boland op zich iets is om naar uit te
kijken. De man heeft immers een visie. In het verleden vertaalde hij o.a. Poesjkin,
Tolstoj en Dostojevski. Die vertalingen werden uitvoerig besproken en zowel
bejubeld als verguisd. De basisidee van Boland is dat een vertaler een zo goed
mogelijke Nederlandse tekst moet schrijven. Een authentieke toon kan ook worden
bereikt door het hanteren van hedendaags taalgebruik. Daarom wijkt hij meer af
van de brontekst dan andere vertalers. Tegelijk met De dertig mooiste
verhalen werd ook het zogenaamde ‘bijboekje' Het Nederlands van Tsjechov
(Uitgeverij Pegasus) gepubliceerd, waarin de auteur verantwoording
aflegt voor de vertaalkeuzes die hij maakt. Daarin stelt hij dat letterlijk en
grammaticaal correct vertalen van minder belang is dan het schrijven van een stilistisch
mooie Nederlandse tekst die zogenaamd ‘vrijer’ is.
‘Literatuur vertalen is niet het
omzetten van een tekst in taal X naar een tekst in taal Y, maar het omtoveren van
een taal X in een taal Y. Niet alleen de materie van taal – waarvan het
hoofdbestanddeel wordt gevormd door woorden – maar ook de geest en zo u wil de
ziel ervan moet door de vertaler worden gevat in taal Y. Lukt dat niet, dan
wordt de lezer opgescheept met onbeholpen zinsconstructies, merkwaardige zo
geen idiote omgangsvormen, weinig begrijpelijke levensomstandigheden ver van
ons bed, onduidelijke verwoordingen van ideeën en begrippen in fictieve
samenlevingen, vage beschrijvingen van gebeurtenissen in vreemde tijden en op
vreemde plaatsen, nauwelijks voorstelbare psychische processen onder medemensen
die verder van ons afstaan dan onze huisdieren, en zo meer.’
Het Nederlands van Tsjechov is
een immens rijk boek dat de lezer heel wat bijbrengt over taal, vertalen en het
verschil tussen culturen. De auteur toetst telkens zijn eigen vertaling aan een
letterlijke vertaling. Dat doet hij verhaal per verhaal. Dikwijls neemt hij ook
een specifieke vertaalkwestie of een cultuurverschil onder de loep. Het zou
zonde zijn om dit boek ongelezen te laten. Het is bij momenten ook grappig en gespeeld
arrogant.
Anton
Tsjechov: De dertig beste verhalen, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam
2021, 760 p. ISBN 9789025312053. Vertaling door Hans Boland. Distributie L&M
Books
Hans
Boland: Het Nederlands van Tsjechov. Pleidooi voor een emancipatie van de
vertaalkunst, Pegasus, Amsterdam, 2021 160 p. ISBN 9789061434771 Distributie
Mythras Books
deze pagina printen of opslaan