Het
verhaal dat hier verteld wordt, is gebaseerd op de laatste drie dagen van de
beroemde Portugese modernist Fernando Pessoa, die op 28 november 1935 met een
acute levercrisis werd opgenomen in het Lissabonse ziekenhuis São Luís dos
Franceses. De ondertitel luidt een delirium en verraadt niet alleen de
doodsoorzaak – overmatig alcoholgebruik – maar ook de intentie van wie het
heeft opgetekend. Antonio Tabucchi, een Italiaanse schrijver en lusitanist,
heeft een verbeeld eerbetoon willen schrijven aan zijn Meester en literaire
vriend Pessoa, die hem sinds zijn vondst in Parijs in de vroege jaren zestig
van het lange gedicht Tabacaria is
blijven inspireren als academicus, vertaler en auteur. Zozeer dat Tabucchi in
1992 de korte roman Requiem heeft
geschreven, in het Portugees en met de ondertitel een hallucinatie. In
dit werk ontmoet de ik-persoon in Lissabon de schim van Pessoa, na in een
olijfboomgaard in Azeitão in slaap gevallen te zijn boven het levenswerk van
een van diens heteroniemen, Bernardo Soares. Het metafysische Boek der rusteloosheid (De Arbeiderspers
2019) katapulteert de hoofdpersoon in een snikheet Lissabon om daar tussen 12
uur ’s middags en 12 uur ’s nachts een reeks personen uit zijn verleden te
ontmoeten die inmiddels overleden zijn.
Een soortgelijk schemergebied
tussen leven en dood en tussen fictie en werkelijkheid is het scenario van de
drie dagen die in dit werkje beschreven worden, tijdens welke Pessoa vanuit
zijn ziekbed afscheid neemt van zijn ‘afsplitsingen’, van de schrijvende alter ego’s
die hij geschapen heeft en die op hun beurt een rol speelden in het leven en
schrijven van de dichter. De introductie bij de vertaling geeft het goed weer: ‘Gesloten
cirkels bestaan in de literatuur eigenlijk niet. Literatuur vormt een lijn van schrijvers
die schatplichtig zijn aan de schrijvers vóór hen, een lijn soms recht, soms
krom, soms hortend, maar nooit onderbroken’.
Zijn twee beste vrienden en zijn
chef – Pessoa onderhield zich in Lissabon als handelscorrespondent en leefde in
bescheiden pensionnetjes of huurkamers terwijl hij ’s nachts alle Portugese
avant-gardestromingen uitvond – leveren hem in een taxi bij het ziekenhuis af, waar
de dokter een levercrisis vaststelt en hem op kamer 4 laat leggen. De eerste
bezoeker die bij Pessoa aanklopt, om middernacht zoals geesten dat betaamt, is Álvaro
de Campos, de ingenieur en futurist die in 1928 Tabacaria schreef, een dichtwerk dat de toen jonge Tabucchi
(geboren in 1943) in Parijs zozeer had aangegrepen dat hij doorreisde naar Portugal
waar hij zijn vrouw, Maria José de Lancastre, zou ontmoeten.
Campos komt afscheid nemen omdat
hij weet dat hij tegelijk met zijn schepper zal sterven, en dus moet er het een
en ander worden uitgepraat. De fictieve Campos heeft immers een einde gemaakt
aan Pessoa’s levensechte verhouding met de jonge typiste Ofélia Queiroz, en de
draak gestoken met diens ‘lachwekkende’ liefdesbrieven, terwijl Pessoa de
onfeilbare ironie van de avant-gardist als onmenselijk beschouwt. Ze gaan
verzoend uiteen, Pessoa vergeeft Campos met opgestoken hand (een esoterisch
gebaar), en Campos fluistert bij het weggaan dat ‘toch niet alle liefdesbrieven
lachwekkend’ zijn (in 1978 is de briefwisseling uitgegeven met een inleiding
van Ofélia).
De
volgende bezoeker is Pessoa’s Meester, Alberto Caeiro, die hem een bekentenis
komt doen. Hij zou namelijk de plaats hebben ingenomen van zijn jong gestorven
vader die aan tuberculose overleed toen Pessoa amper vijf was, zoals te lezen
valt in de korte persoonsbeschrijvingen aan het einde van het boekje. Hier valt
ook te lezen dat Caeiro in 1915 eveneens aan tuberculose overleed, net als
Pessoa’s vader. Autobiografie en fictie raken zo steeds onlosmakelijker
verstrengeld. Caeiro bezoekt Pessoa dus vanuit het dodenrijk en doet hem een
gedicht cadeau dat zijn devotie als eenvoudige man van buiten voor de schepper
van de Europese avant-garde met ontroerende eenvoud uitdrukt: ‘Al die jaren heb
ik naar de maan gekeken, maar met mijn scherpste blik heb ik mijn zoon en
leerling gevolgd, opdat mijn blik de zijne zou kunnen zijn en opdat de heuvel
die mijn horizon vormt ook zijn bescheiden en stralende horizon zou vormen’.
Op dag twee
krijgt Pessoa bezoek van Ricardo Reis, het heteroniem dat naar Brazilië
vertrokken zou zijn omdat hij zijn classicistische smaak slechts zou kunnen
rijmen met de monarchie. Deze komt echter met de ontboezeming dat hij zich
daarentegen al die tijd in Azeitão heeft schuilgehouden. Pessoa maant hem aan
om na zijn dood niet te stoppen met het schrijven van gedichten. ‘Apocriefe
geschriften’ zullen zijn oeuvre immers niet schaden, dat grotendeels is
overgeleverd in een grote reiskist vol onuitgegeven werk, terwijl tijdens Pessoa’s
leven slechts de esoterische dichtbundel Mensagem
(Boodschap) is verschenen.
Het langste onderhoud
is echter gereserveerd voor het heteroniem en alter ego Bernardo Soares, dat Pessoa
leerde kennen in het eenvoudige restaurantje ‘Pessoa’ waar deze hem vertelde
over zijn literaire project Het boek der
rusteloosheid, een dagboek waarin hij experimenteerde met ‘wordpainting’ om
de zonsopgangen tijdens zijn slapeloze nachten boven de stad Lissabon mee te
beschrijven. Het immateriële samenzijn van de dichter met zijn personages – ‘pessoa’
betekent in het Portugees ‘persoon’ maar kan ook ‘niemand’ betekenen – wordt nu
ook stoffelijk, want Soares heeft een complete maaltijd meegebracht van hun
favoriete restaurantje, en dit geeft Tabucchi de gelegenheid om uitgebreid de
receptuur te beschrijven van de succulente Portugese vis- en vleesgerechten die
de lezer reeds in Requiem deden
watertanden. Gelukkig bestaat ook van deze roman een vertaling in het
Nederlands (De Prom 1994), naast die van twee andere romans die in Portugal
spelen: Pereira verklaart (De Bezige
Bij 2017), waarmee Tabucchi de Europese literatuurprijs Jean Monnet won, en Het verloren hoofd van Damasceno Monteiro (De
Bezige Bij 1998), een literaire detective die in Porto speelt.
Op de derde dag wordt
de laatste gast verwacht, een personage dat Pessoa zegt verwaarloosd te hebben
en dat inderdaad een minder prominente rol speelt in de werken waarmee de modernist
internationale bekendheid heeft gekregen. Het gaat om de neopaganistische filosoof
António Mora, waarmee Pessoa kennis maakte in 1916 in de psychiatrische kliniek
van Cascais, een badplaats dichtbij Lissabon. Deze verschijning in een witte
Romeinse tuniek tot op zijn voeten en een enorme witte baard, verkondigt de
terugkeer van de goden en het opnieuw meervoudig worden van de ziel, ‘zoals de
Natuur het wil’. De met paranoia gediagnosticeerde profeet mag, Prometheus
aanroepend, Pessoa naar de andere wereld begeleiden door hem zijn bril op te
zetten: ‘António Mora nam de bril van het nachtkastje en zette die voorzichtig
op de neus van Pessoa. Die sperde zijn ogen wijd open, zijn handen klemden het
laken vast. Het was exact halfnegen in de avond’. Volgens de historische
overlevering waren Pessoa’s laatste woorden ‘Geef me mijn bril’.
Zo eindigt dit meesterlijke
verhaal dat kleine menselijke details verbindt met de wonderbaarlijke
samensmelting van fictie en werkelijkheid in het leven en werk van een dichter
die op zijn beurt is gaan leven en scheppen in het werk van een Italiaanse
schrijver, die op zijn beurt in een Lissabons ziekenhuis na een kort sterfbed
zou komen te overlijden, op 25 maart 2012, en wiens as op zijn verzoek is
bijgezet ‘in de erekapel voor de Escritores
Portugueses op het kerkhof van Dos
Prazeres, waar ook Pessoa rust’. Dankzij het vijfjarige bestaan van Barbóék
Leuven en dankzij vertaler Mark Rummens kan dit kleine juweeltje nu worden
toegevoegd aan de vertalingen van Tabucchi’s werk in het Nederlands, en
hopelijk volgen er nog meer.
Antonio Tabucchi: De
laatste drie dagen van Fernando Pessoa, Vrijdag, Antwerpen 2020, 70 p. Vertaling
van Gli ultimi tre giorni di Fernando
Pessoa door Mark Rummens. ISBN 9789460019463. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan