Twee verschillende waarheden
De echt eenzame eilanden oefenen
kennelijk grote aantrekkingskracht uit op schrijvers. Weinig auteurs die
wérkelijk voet aan wal gezet hebben op, bijvoorbeeld, Grande Terre, Tristan da
Cunha of Sint-Helena en er vervolgens nooit over hebben geschreven. Jean-Paul
Kauffmanns boek Kerguelen, over het Franse terre australe et
antarctique, dat ook al genoemd wordt in Edgar Allan Poe’s Het
reisverhaal van Arthur Gordon Pym, moet ik nog lezen, het werkelijk te
dikke Tristan da Cunha van de Oostenrijker Raoul Schrott is niettemin
bij vlagen een fascinerend en aangrijpende roman – en over Sint-Helena zijn
uiteraard, in verband met Napoleon Bonaparte, bibliotheken volgeschreven.
Olli Jalonen
bezocht Sint-Helena in 1989. Ook hij is niet bestand gebleken tegen de
fascinatie die het eiland kennelijk toch opwekt, want hij situeerde er (de
eerste helft van) zijn erg mooie en spannende roman Taivaanpallo
(letterlijk ‘De hemelkogel’; in pallo is ons woord ‘bal’ te herkennen),
drie jaar geleden in Finland gepubliceerd, prompt bekroond met de
Finlandiaprijs, een van de grootste literaire prijzen van het land, en nu in
het Nederlands vertaald als De hemelproef.
Het boek is een avonturen-,
ideeën- en ontwikkelingsroman in één, kom daar nog eens om. En geen Napoleon te
bekennen, gelukkig, want het speelt in de jaren tachtig van de zeventiende
eeuw, en de beroemde Europeaan die hier zijn opwachting maakt, is niet de
Franse keizer maar de astronoom, natuur- en wiskundige Sir Edmond Halley. Die
bezocht het eiland inderdaad in 1676-’77 en zette er een sterrenobservatorium
op, om de zuidelijke hemelsfeer in kaart te brengen.
Het verhaal wordt verteld door
de halfwees Angus uit Deadwood, zoon van ouders die na de grote brand van
Londen in 1666, zoals honderden anderen, totaal berooid hopen op het eiland een
nieuw bestaan te kunnen opbouwen. Zijn vader komt bij een ongeval om het leven
als de jongen nog heel klein is. Het begint een jaar nadat Halley (en niet
Hawley, zoals Angus aanvankelijk denkt) weer van het eiland is afgereisd, 1679
(met de belofte dat hij Angus nog weleens zal komen halen, als die wat groter
is). Angus is dan negen, en heeft van Halley de opdracht gekregen de sterren te
observeren, én diverse vogelsoorten op het eiland te tellen. De dominee van het
vlek op het eiland waar de jongen woont met zijn moeder, oudere zus en twee nog
heel kleine broertjes, de rechtschapen Martin Burch, leert de intelligente
Angus lezen. Jaren later, als Angus bijna veertien is, en intussen door de
inspanningen van de dominee maar vooral toch door zijn eigen vindingrijkheid en
moed erin is geslaagd naar Engeland terug te keren, Halley op te sporen en door
hem als leerjongen in dienst is genomen, bedenkt hij: de dominee heeft me leren
lezen, maar meneer Halley leert me denken.
‘Hij geeft me op net zo’n manier
les als meneer de dominee, maar de grote zekerheden zijn niet dezelfde. De
lessen van meneer de dominee draag ik nog altijd met me mee, maar nu komen die
van meneer Halley erbovenop en beginnen die laatste waarachtiger te lijken. Het
is zwaar om twee verschillende waarheden in me te hebben en ze allebei te
willen geloven en gehoorzamen. Ik weet niet waarom dat zo akelig schuurt, ik
denk er steeds weer over na, maar het wordt me nooit helemaal duidelijk.’
Geloof en
wetenschap kortom, het begin van de moderne wetenschap en de eerste aanzetten
van de verlichting – maar explicieter dan in het citaat hierboven wordt een en
ander (gelukkig) niet gemaakt: dit is een roman, goed, onder meer een
ideeënroman, maar geen exposé, Jalonen heeft er geen sjabloonmatige
invuloefening van gemaakt.
Wat het verhaal zo aansprekend maakt is dat de
intellectuele uiteenzettingen ingebed worden in de belevingswereld van de zowel
heel slimme als zeer zintuiglijke Angus, wiens toon Jalonen heel mooi weet te
treffen (geen faux naïf hier, maar hier is ook geen vermomde volwassene
aan het woord, wat je zo vaak ziet bij schrijvers die een kind als verteller
gebruiken – werkelijk heel mooi gedaan), en in de toch wel schokkende
context van een nog bepaald niet overgeïntellectualiseerde, brute, ruwe, zeg
maar gerust wrede wereld. Voor een eenentwintigste-eeuws gemoed is het even
schrikken hoe vanzelfsprekend zowel fysiek als psychisch geweld destijds nog
gevonden werd, wat zich op velerlei manieren openbaart – om nu alleen maar de
volgende aan te stippen: de godsdiensttwisten tussen katholieken en
protestanten zijn ook naar het minuscule Sint-Helena overgewaaid, vrouwen
hadden heel wat minder over hun eigen leven te vertellen dan nu, en het
welhaast letterlijk vertrappen van mensen uit lagere sociale klassen was aan de
orde van de dag...
Maar wat een triomf is het dan voor de kleine, maar taaie Angus,
opgegroeid in de onderlaag van de samenleving, als hij, op een expeditie naar
de Mount Snowdon in Wales waar hij Halley en diens assistent Clarke bij
begeleidt, wél mee kan naar de top met zijn beschermheer, terwijl de ronduit
nare Clarke (een type dat zich een jaar of 250 later zeer in zijn sas zou
hebben gevoeld in een bruin of een zwart hemd, kun je niet nalaten te denken),
die de jongen eerder buitengewoon onplezierig heeft behandeld, het moet
opgeven. Het is ook op de top van die berg, meteen ook het slot van de roman,
dat Angus de zéér oplettende Halley vertelt over een, zonder dat de jongen zich
dat helemaal bewust is, buitengewoon interessante wetenschappelijke proef die
hij, Angus, een tijdje tevoren blijkt te hebben gedaan (en die het boek zijn
titel heeft gegeven).
Deze Hemelproef is het eerste deel van een tweeluik.
Laten we hopen dat ook dat tweede deel vertaald zal worden: ik heb het met
groot genoegen en geboeid gelezen.
Olli Jalonen: De hemelproef,
Mozaïek, Utrecht 2021, 461 p. ISBN 9789023959502. Vertaling van Taivaanpallo door Sophie Kuiper. Distributie door
VBK België
deze pagina printen of opslaan