Hoofdfiguur
in Dode bloemen leven forever, de debuutroman van Ringo Gomez-Jorge, is…
Ringo Gomez-Jorge. Een onverhulde autobiografie dus, waarin Gomez-Jorge
zichzelf een spiegel voorhoudt waar het zijn werk als lifestylejournalist en
alles wat ermee te maken heeft betreft. Al in de proloog maakt hij duidelijk
wat de impact van zijn boek kan en zal zijn:
‘Door dit boek te schrijven ben
ik een nestbevuiler en ja, nestbevuilers eindigen op de laatste bank of, in
mijn geval: in een soort van ballingschap ergens in een kleine kamer met een
ratelende ventilator die nog eens benadrukt dat je ver weg bent van alles.’
Veel positiefs
valt er niet te rapen: Ringo moddert maar wat aan aan het formicatafeltje in de
keuken waar hij dag in dag uit, zo lijkt het wel, op het internet surft. ‘Ik
kende het verschil niet meer tussen gedemotiveerd zijn en lui zijn en somber
zijn. Het was gewoon één grote wolk in mijn hoofd. Mist.’ Met de nodige
dosissen Sipralexa-angstremmers slaagt hij er nog enigszins in het leven met
zijn Cloë, die ook al baalt van haar kantoorjob, leefbaar te houden.
Als
lifestylejournalist, ‘de culturele antropoloog van het kleine verhaal met de
macht der publicatie’ beseft hij dat hij ‘een perfect functionerende
middenklasser wilde zijn, een aangename mens, een burger die net zoals zij
gemiddeld waren, met net één verhaal dat commercieel was.’ Om alles wat
perspectief te geven wordt graag geschermd met een begrip als ‘de creatieve
middenklasse’. Wat en hoe creativiteit? Meer en meer raakt Gomez-Jorge ervan
overtuigd dat het hier gaat om een flinterdun laagje vernis, al die mensen die
gaan joggen, openingen van tentoonstellingen frequenteren, zich hoe dan ook
‘anders’ willen voordoen dan de anderen. ‘Iedereen wilde er uniek uitzien maar
had helaas exact dezelfde sjabloon gedownload’, en als herhaling hiervan: ‘een
groep mensen die door de media als het ideaalbeeld naar voren werd geschoven. […]
De creatieve middenklasser zag er over de hele wereld hetzelfde uit. Collectief
individualisme, dat was het. Collectief individualisme met bakken allure.’
Gaandeweg het verhaal lijkt het er steeds sterker naar dat
hij in wezen hele dagen alleen maar met zichzelf bezig is in uitzichtloze
poging ergens toch nog zin te geven aan zijn bezigheden. Dat ook corona hier
komt meespelen, lag in de lijn van de verwachtingen. Voor de verteller staat
vast dat ‘we niet mochten stoppen met consumeren. Als we zelfs maar ietsje
minder consumeerden, zakte de hele samenleving in elkaar als een pudding.’
Als tegenbeweging in de roman fungeert de figuur van Ruben.
Hij heeft een ‘Manifest van de Slacker’ geschreven: ‘hij is een anticonsument
en wil zo weinig mogelijk geld doen rollen, dit om de hele wereld die om niets
anders draait, een middelvinger onder de neus te duwen.’ Hij is het ook die het
Westen de rug toekeert en naar het noorden van Japan uitwijkt, op een plaats
vlak bij het Tazawameer. Daar schikt hij bloemen, vooral gedroogde bloemen,
‘zo’n gedroogde bloem staat op zichzelf, helemaal alleen, en danst in het
kleinste zuchtje wind. Wat mij betreft: gedroogde bloemen leven forever’. In de
dood, in de vergankelijkheid klopt het leven.
Ringo Gomez-Jorge houdt ervan
die antitheses die het leven hoe dat ook inhoudt, in rake bewoordingen neer te
zetten. Hoe de hoofdfiguur bijvoorbeeld het rurale Limburg waar hij opgroeide
achter zich heeft gelaten en van het Antwerpse stadsleven is gaan proeven, om
dan uiteindelijk tot het besef te komen dat in zijn leven ‘het altijd misschien
is’. Zijn roman kan worden gelezen als een moderne parabel over de hedendaagse
‘condition humaine’, een ‘lied van schijn en wezen’ om het met een
Nooteboom-titel te duiden.
Ringo Gomez-Jorge: Dode bloemen leven forever, Manteau,
Antwerpen, 2021, 319 p. ISBN 9789022337998. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan