De
adem is het derde deel van de reeks van vijf korte romans waarin
Thomas Bernhard over zijn jeugd vertelt, en het is het vervolg op De kelder,
dat dit voorjaar voor het eerst in Nederlandse vertaling verscheen. Daarin onttrekt
het hoofdpersonage zich aan de voor hem uitgestippelde opvoeding; dit deel
verhaalt over de periode rond zijn achttiende waarin hij van ziekenhuis naar
revalidatiecentrum naar sanatorium verhuist omwille van ernstige longproblemen.
Nadat hij in
de kelder waar hij werkt een flinke verkoudheid heeft opgelopen die zich tot
een pleuritis ontwikkelt, wordt de jonge ik-figuur in het ziekenhuis
binnengebracht, een paar dagen nadat zijn geliefde grootvader er ook is
opgenomen. Omdat men weinig geeft om zijn genezing wordt hij in de sterfkamer
gelegd. Daar, dagelijks en van nabij geconfronteerd met de dood, neemt hij de
beslissing – vandaar de ondertitel van dit boek: Een besluit – om zelf voor het leven te kiezen. Langzaamaan gaat
het beter met hem, ook door de bemoedigende bezoekjes die zijn opa hem
dagelijks brengt.
Wanneer die onverwacht sterft,
erft hij kleding en boeken van hem, wat zijn levenswil doet toenemen. Hij knapt
zo goed op dat hij het ziekenhuis mag verlaten om verder te gaan herstellen in
een revalidatiecentrum. In dat deprimerende oord ontmoet hij patiënten met wie
hij kan filosoferen en hij werpt zich op het lezen van literatuur omdat hij
begrepen heeft dat de beoogde zangcarrière onbereikbaar zal zijn door de
ademhalingsproblemen die hij heeft. Omdat hij daar in plaats van helemaal te
genezen een heuse longaandoening ontwikkelt (in de instelling worden naast
mensen met longproblemen ook patiënten met tbc verzorgd), wordt besloten dat
hij naar een sanatorium moet worden overgebracht. Als extra tegenslag krijgt
hij ook nog het nieuws dat zijn moeder, tot wie hij na de dood van zijn
grootvader opnieuw toenadering had gevonden, aan een ongeneeslijke kanker
lijdt.
De adem is een negentig bladzijden lange
opeenstapeling van ziekte, ellende en dood, maar ondanks alle rauwe beelden en
alle tegenslagen die de ik-figuur te verwerken krijgt, is het geen dieptreurig
boek. Het is integendeel een haast existentialistische bevestiging van het
eigen bestaan. Het motto bij het boek is van Pascal en luidt:
‘Omdat de mensen niet in staat waren dood, ellende,
onwetendheid te overwinnen, hebben ze, om gelukkig te kunnen zijn, afgesproken
er niet aan te denken.’
Bij Bernhard gebeurt heel bewust het omgekeerde: de lezer
komt op die manier, net zoals de ik, oog in oog te staan met de dood. Het boek
toont dat wanneer je alles lijkt te verlezen je de keuze hebt: opgeven en jezelf
laten gaan, of jezelf bijeen rapen en doorgaan. Dat laatste is wat de verteller
doet. De literatuur die hij ontdekt wanneer zijn grootvader overlijdt en gaat
lezen dankzij het feit dat hij het bed moet houden (twee grote tegenslagen)
biedt hem een uitweg uit de op zich beklagenswaardige situatie. Op het moment
dat hij iedereen lijkt te zijn verloren, beseft hij: ‘de omgang met mijn boeken
en de uitgebreide expedities naar de verre, grotendeels onontdekte werelddelen
van mijn fantasie waren mij genoeg. Zodra ik wakker was […] was ik samen met
mijn boeken, mijn beste en innigste vrienden.’ Literatuur als escapisme,
literatuur als troost, literatuur als levensreddende kracht:
‘Pas in Großgmain kwam ik tot
lezen, plotseling en beslissend voor mijn verdere leven. Die ontdekking, dat
literatuur de wiskundige oplossing van het leven en op elk moment ook van je
eigen bestaan kan bewerkstellingen’.
In De adem hervindt de ik-figuur letterlijk en figuurlijk zijn adem –
leven en lezen zijn vanaf dan in zijn bestaan innig verbonden. Dat geldt voor
de auteur, die met zijn relaas over zijn jeugd natuurlijk het ontkiemen van
zijn schrijverschap ensceneert, maar waarschijnlijk ook voor elke
gepassioneerde lezer.
Thomas Bernhard: De
adem. Een besluit, Vleugels, Bleiswijk 2021, 96 p. ISBN 9789493186408.
Vertaling door Ria van Hengel
deze pagina printen of opslaan