'Ik heb een dialoog tussen d'Alembert en mij geschreven. Het is
een geanimeerd en ook een helder gesprek, al is het onderwerp dor en duister.
De dialoog wordt door een tweede gevolgd, die veel langer is en dient als
toelichting op de eerste. Deze is getiteld De droom van d'Alembert. De
personages zijn d'Alembert; zijn vriendin Mlle de Lespinasse en dokter Borden.
Had ik de rijkdom van het onderwerp willen opofferen aan een verhevener toon,
dan waren Democritus, Hippocrates en Leucippus opgetreden, maar dan had ik
terwille van de authenticiteit binnen de grenzen van de antieke filosofie
moeten blijven en die prijs was me te hoog. Het stuk is uiterst bizar en
tegelijkertijd diep filosofisch. Het was niet onverstandig mijn ideeën te laten
uitspreken door een man die droomt. Vaak is het beter wijsheid te verpakken in
dwaasheid.'
Aldus Denis Diderot (1713-1784) in een
brief van 31 augustus 1769 aan zijn geliefde Sophie Volland. Op 11 september
komt hij erop terug: 'Achteraf heb ik nog vijf, zes pagina's toegevoegd die
mijn aanbedene de haren ten berge zouden doen rijzen. Ze krijgt die dan ook
niet te lezen, maar wat u zal verbazen is dat er geen woord over godsdienst
wordt gezegd, noch enig onvertogen woord; zo, ik geef je te raden waar het over
kan gaan.'
Het bewuste vervolg behelst een vrijmoedig
en erotisch geladen gesprek tusen Julie de Lespinasse en doktor Théophile de
Borden over de vrije beleving van seksualiteit en was wellicht de oorzaak van
de ruzie die Diderot met beide geportretteerden kreeg toen ze van dit verhaal
hoorden. Het was nochtans zuivere fictie, net als de andere verhalen van het
drieluik, zoals het eerste, waarin een levendig gesprek plaatsvindt tussen de
twee voornaamste redacteurs van de Encyclopédie, de deïst en wiskundige
Jean Le Rond d'Alembert en de atheïst Diderot, over God en het bestaan van een
denkende ziel. Het tweede deel ('Diepzinniger en waanzinniger kan geen tekst
zijn', meldt Diderot aan Sophie) beschrijft de visoenen van een ernstig zieke
d'Alembert zoals ze door zijn vriendin Julie de Lespinasse worden overgebracht
aan dokter Borden. In die koortsdromen spreekt hij, lang voor Darwin, over de
evolutie van de soorten, over de sensibiliteit van de materie, over het
bewustzijn als een complex van trillingen en harmonieën, over begrippen als
kernen, draden en bundels, over de Natuur als een reusachtig experimenterend
organisme.
Gevaarlijke ideeën uiteraard, die maken dat
Diderot, toen de Encyclopédie in 1759 bij koninklijk decreet verboden
werd, geen eigen werk meer zou kunnen publiceren. Le rêve de d'Alembert zou pas in 1820 in boekvorm
verschijnen en nog vele jaren later in het Nederlands worden vertaald door
J.D.Hubert-Reerink (Boom klassiek 1980). De huidige vertaling van Hannie
Vermeer-Pardoen wordt aangevuld met enkele minder bekende literair wijsgerige
teksten, sterke voorbeelden van het vrije en sceptische denken van de verlichtingsfilosofen
en van Diderot in het bijzonder.
Met als voorbeeld het
antikolonialistische 'Supplement bij
de reis van Bougainville', een geestige commentaar op de aantekeningen
die de zeevaarder en ontdekkingsreiziger Louis-Antoine de Bougainville maakte
van zijn verblijf over het door hem sterk geïdealiseerde leven op Tahiti in
zijn Voyage autour du monde (1771). Diderot zag hierin een geschikte
gelegenheid om de onnatuurlijkheid en de verwording van de zogenaamde
beschaafde samenleving briljant op de korrel te nemen. In vijf luchtige
dialogen confronteert hij de als utopisch voorgestelde levenswijze van de
eilanders met de hypocrisie en de wreedheid van de bezoekers die enkel uit zijn
op eigenbelang en het voldoen van hun lustgevoelens.
Een
schitterende monoloog van een oude Tahitiaan gericht op de bezoekers doet
zondermeer denken aan de gelijkaardige toespraak uit 1854 van het Indiaanse
opperhoofd Seattle tot de blanke kolonisten over het beheer van de aarde. ('Als
jij ons overhaalt om over de smalle grens van het noodzakelijke heen te gaan,
waar ligt dan het einde van onze arbeid? Wanneer mogen we dan genieten?')
De godsdienst en de hypocriete westerse moraal worden
grondig over de hekel gehaald in een spetterende dialoog tussen een Tahitiaanse
familievader en de aalmoezenier van het schip die hem als gast werd toegewezen.
Teksten die zomaar op het toneel zouden kunnen worden gebracht. Net zoals dat
andere 'Gesprek tussen een filosoof
met de vrouw van maarschalk***' over het geloof, dat overigens bewijst
dat Diderot ondanks zijn vaste overtuigingen nooit een scherpslijper is geweest:
'Als je kunt geloven dat je nog kunt zien als je geen
ogen meer hebt; dat je nog hoort als je geen oren meer hebt; dat je nog denkt
als je geen hoofd meer hebt; dat je nog zult liefhebben als je geen hart meer
hebt; dat je nog bestaat als je nergens meer bent; dat je nog iets bent zonder
uitgestrektheid en zonder plaats, dan vind ik dat prima.'
Het boekje eindigt met een bij wijlen ontroerend 'Gesprek van een vader
met zijn kinderen', een familiaal onderonsje met als thema 'Over het gevaar je
boven de wet te stellen'. Een beschaafd gesprek dat ongetwijfeld onder meerdere
vormen heeft plaatsgevonden in zijn geboortestadje Langres waar de vader van
Diderot meester-messenmaker was. Een broer en een zus zijn aanwezig en af en
toe komt er een bezoeker langs die ook zijn duit in het zakje doet. De vader
sluit uiteindelijk de zitting af en stuurt iedereen naar bed, maar Diderot
neemt hem nog even apart.
'Vader, de zaak is dat er,
strikt gesproken, voor de wijze geen wetten zijn...'
'Niet zo
luid...'
'Aangezien er op elke wet uitzonderingen zijn, is het aan
de wijze te oordelen in welke gevallen men eraan moet gehoorzamen en wanneer
men zich eraan moet onttrekken.'
'Wat mij betreft', antwoordde hij,
'mogen er hier in de stad best wel een of twee burgers zijn zoals jij, maar ik
zou hier niet willen wonen als ze allemaal net zo dachten.'
Niet alleen boeiend en leesbaar, maar ook actueel.
Denis Diderot : De droom van d'Alembert, IJzer, Utrecht 2021, 247 p. ISBN
9789086842254. Vertaling van Le rêve d'Alembert door Hannie Vermeer-Pardoen. Distributie
EPO
deze pagina printen of opslaan