Non-fictie

BOEKEN NR. 8, OKTOBER 2021

Hans Van Dyck: Het orakel van de bosnimf. Van vlinders en mensen

door Christophe Van Eecke

Door zijn media-optredens is ‘vlinderprofessor’ Hans Van Dyck een van de meest herkenbare wetenschappelijke gezichten geworden in het Vlaamse publieke debat over onze bedreigde fauna, de menselijke roofbouw op de natuur, en de impact van de klimaatverandering op het ecologisch evenwicht op onze planeet. In dit boek richt hij zich tot een breed geïnteresseerd publiek om enerzijds zijn eigen verhaal als wetenschapper te vertellen en anderzijds aan de hand van zijn eigen favoriete studieobject, het bont zandoogje (Pararge aegeria), een breed beeld te schetsen van het rijke leven der vlinders.  

Voor wie, zoals ondertekende, als amateurvlinderaar door het leven gaat, is dit een heerlijk boek. Voor wie niet als amateurvlinderaar door het leven gaat is de kans reëel dat dit na lectuur van dit boek wel het geval zal zijn. Van Dyck heeft een vlotte pen en schrijft een bijzonder meeslepend verhaal, waarin hij beschrijft hoe hij als kind al door vlinders werd geboeid en via eigen veldonderzoek in de lokale bosjes uiteindelijk in de wetenschap terecht kwam en daar onderzoek deed en doet naar onder meer gedragsecologie en evolutionaire aspecten van de vlinder.
 
Van Dyck weeft verschillende lijnen tegelijk door elkaar, waardoor dit een zeer rijk boek is. Er is het persoonlijke verhaal, met anekdotes uit zijn jeugd en studententijd, maar ook een kleine vergelijkende studie van hoe doctoraatsverdedigingen er in verschillende landen aan toe gaan. Daarnaast biedt Van Dyck ook een historisch overzicht van kernfiguren uit de geschiedenis van de biologie, wier ideeën hier kort maar inzichtelijk worden gepresenteerd. We horen heel veel over het werk van Niko Tinbergen, maar ook over het pionierswerk met vlinders dat werd verricht door Ilkka Hanski en Christer Wiklund. We leren over de impact van de evolutietheorieën van Charles Darwin en Alfred Russel Wallace. En we vernemen heel veel over hoe veldwerk en onderzoek er in de praktijk aan toegaan – doorgaans heel erg met de handen in de klei veeleer dan in hogere theoretische regionen. Deze uitwijdingen zijn ook een gelegenheid voor Van Dyck om een aantal wetenschappelijke theorieën en technische begrippen uit te leggen, wat bijzonder handig is voor de amateurbioloog die al graag eens meer professionele literatuur leest en deze termen regelmatig tegenkomt.
 
Uiteraard is het boek bijzonder rijk in het schetsen van het universum van de vlinder. Echt alles komt aan bod, van de voeding (met de verbluffende roltong), de wonderlijke aerodynamica en functionele kleurigheid van de vleugels, het paargedrag, het bewaken van het territorium (met territoriale en patrouillerende vlinders) en de vlinderpsychologie tot de vaak complexe manier waarop het voortbestaan van soorten wordt bedreigd. Dat laatste leidt tot de kern van Van Dycks betoog: alles hangt aan elkaar en ecologie is uiteindelijk de studie van alle factoren die bijdragen tot de levenswereld of habitat (wat Jakob von Uexküll Umwelt noemde) van een soort, die nooit los staat van de levenswereld van andere soorten. Ook de mens maakt deel uit van die dynamiek en verstoort dat evenwicht op lange termijn vooral tot eigen nadeel.
 
Naar het einde toe is er even een kleine dip. Het hoofdstuk over de culturele waarde van de vlinder is een beetje oppervlakkig en is iets te veel een opsomming van voorbeelden van vlinders in de kunsten. Intrigerend is daarnaast de benadering van de natuur vanuit het perspectief van de zogenaamde ecosysteemdiensten, waarbij het beschermen van de natuur wordt gevalideerd vanuit de gedachte dat zij ‘nuttig’ is voor de mens. Pollinatoren zoals bijen moeten dan worden beschermd omdat zij gewassen bevruchten en wij daarzonder zelf niet meer kunnen bestaan. De voorbije jaren is dat idee van ecosysteemdiensten plots heel erg prominent geworden in het discours over ecologie en natuurbehoud, en dat is eigenlijk deprimerend omdat het de ultieme kolonisatie van de ecologie door het economisch denken vertegenwoordigt.
 
Van Dyck heeft een prachtig, relevant, (leer)rijk en toegankelijk boek geschreven dat heel veel mensen warm kan maken om met nieuwe ogen naar de natuur te kijken. De vlinder, vanouds een bijzonder populaire diersoort, is de ideale springplank om mensen enthousiast te maken voor ecologie en Van Dyck laat geen enkel argument liggen om dit duidelijk te maken: de rijke schakering van thema’s en inzichten die aan bod komen, is werkelijk indrukwekkend. Daarbij is per hoofdstuk ook een uitgebreide bibliografie voorzien voor lezers die een en ander verder willen ontdekken in de vakliteratuur. Ten slotte is het boek ook mooi uitgevoerd en is er een informatieve katern afbeeldingen die onder meer een inkijkje bieden in het laboratorium van de vlinderprofessor.
 
Hans Van Dyck: Het orakel van de bosnimf. Van vlinders en mensen, Lannoo, Tielt 2021, 306 p. ISBN 978-94-014-76768 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri