Liefde meandert als een constant thema door het oeuvre van
Bart Moeyaert; ze blijkt moeilijk te doorgronden in Het is de liefde die we
niet begrijpen (Querido, 1999) en wordt vol verwondering geobserveerd in al
haar verschijningsvormen in de dichtbundel Verzamel de liefde. Ook in Niemands
lief, Moeyaerts persoonlijke bewerking van L’Histoire du Soldat van
Charles-Ferdinand Ramuz, het libretto voor Igor Stravinsky’s gelijknamig
muziektheater, vormt ze een van de drijvende krachten en motieven. Iemands
lief verscheen oorspronkelijk in 2013 met illustraties van de toen
beginnende tekenaar Korneel Detailleur. Querido geeft de vierde druk nu uit met
nieuwe illustraties van Peter Van den Ende. Van den Ende bewees met zijn
geraffineerde pentekeningen in zwart-wit in Het hele
leven al dat hij met
Moeyaert een intrigerende match vormt.
In drie delen,
telkens geconcipieerd als een waarschuwing aan het adres van het hoofdpersonage
Benjamin Popov — bijvoorbeeld ‘Ga nooit weg (dan overkomt u niets)’ — geeft
Moeyaert een eigen stem en karakter aan wie in de oorspronkelijke versie een
anoniemere ‘Soldaat’ blijft. De lezer wordt meteen gewaarschuwd: hoewel hij
fungeert als hoofdpersonage, blijkt Popov geen held, wel ‘iemands lief en
iemands zoon’. Precies die vermenselijking en vernieuwde aandacht voor Popovs
persoonlijke drijfveren staan garant voor een overtuigend psychologisch
portret, dat Moeyaert met slechts weinig woorden feilloos weet te schetsen.
Doodmoe maar
vol verlangen keert Popov voor een periode van een halve maand ('Het was niet
langer dan twee weken, maar het klonk beter') van het front huiswaarts. In
korte, afgemeten zinnetjes die ruimschoots appelleren aan de verbeeldingskracht
van de lezer, verbeeldt Moeyaert overtuigend het ambivalente verlangen van
soldaten naar het thuisfront en verwoordt hij treffend de vraag waarrond hun
diepste angsten zich kristalleren: 'M’n lief, m’n lief, wacht je nog steeds op
mij?' Een hoopvol verlangen, want 'een hart is niet van elastiek dat eeuwig
rekt.'
Benjamins viool, die hij
weliswaar ‘voor een habbekrats’ kocht en die ook zo klinkt, krijgt in Moeyaerts
herwerking eveneens een beduidende rol toebedeeld: ze trekt immers de aandacht
van een wat mysterieuze man, die Benjamins instrument al te graag voor een boek
inruilt, dat 'eens gelezen een heel mensenleven [verandert]'. Aan deze verdoken
waarschuwing gaat Popov al te makkelijk voorbij, niet beseffende dat fraaie
beloftes in parabels en sprookjes weleens realiteit worden, maar nooit helemaal
zoals men wenst. En dat zal Benjamin al snel aan den lijve ondervinden als hij
de nieuwe eigenaar notenleer zal geven in ruil voor een rijkelijke beloning.
Hoewel de
verhaalstof daardoor net als in het origineel enigszins aan verrassingseffect
inboet, weet Moeyaert voorspelbaarheid te vermijden dankzij een stevig
vertelritme dat het verhaal letterlijk voortstuwt. Het sporadisch gebruik van
rijmschema’s, alliteraties, assonanties en parallellismen zorgt voor een
persoonlijk, sprankelend proza, dat Benjamin Popovs perikelen een eigentijds
karakter verleent.
In het tweede deel, niet toevallig getiteld ‘Ga nooit weg (dan overkomt u
niets)’ ervaart Popov voor het eerst dat zijn leven een niet geheel voorziene,
noch bekoorlijke wending dreigt te nemen: bij zijn thuiskomst keren de
dorpsbewoners, inclusief Benjamins ouders en lief, hem angstvallig de rug toe.
Blijkt dat Benjamins bezoek aan de geheimzinnige oude man net iets langer dan
drie dagen geduurd heeft.
Toch leiden talrijke
tegenslagen aanvankelijk niet tot de nodige zelfreflectie: Benjamin waagt zich
verder op het verkeerde pad en wentelt zich met behulp van het eerder verworven
boek in ‘het slijk der aarde’, al wordt hij daar niet gelukkiger van: 'Ik die
alles heb, heb niets'. Een moraal die nogal omstandig en expliciet uitgewerkt
wordt, zonder dat de noodzaak daartoe geheel overtuigt. Benjamins
gemoedstoestand wordt immers voldoende geschraagd door zijn verkeerde
beslissingen en melancholische beschouwingen.
Hoewel personages in verhalen
met een moraliserende ondertoon in het slotdeel niet toevallig tot inkeer komen
en naar een ‘nieuw begin’ verlangen, blijkt dat voor Benjamin Popov, met de
duivel als hardnekkig tegenstander, geen sinecure. Via een vakkundig opgebouwde
spanningsboog verhaalt Moeyaert hoe diep Benjamin gezonken is als hij op
dezelfde slinkse wijze als het Kwade te werk gaat om zijn uiteindelijke doel te
bereiken. Het levert enkele dramatische passages op die de menselijke zwakheid
genadeloos blootleggen en uiteindelijk tot een niet geheel onverwacht, maar wel
ontluisterend einde leiden.
Peter Van den Ende vat in zijn minutieuze pentekeningen, in
een subtiel spel van licht en donker, de eenzaamheid van de dolende mens
pijnlijk accuraat. De verlaten figuur van Popov is op een enkele keer na alleen
afgebeeld, zwerft door kille, onherbergzame ruimtes. Het ruitenmotief, dat zijn
sinistere kompaan tegen wil en dank in herinnering houdt, begeleidt hem tot het
donkere, onafwendbare einde. Er zit mysterie in Van den Endes beelden van
gesloten gebouwen, eindeloze wegen en verre vertes. De op het eerste gezicht
stemmige beelden houden een latente dreiging in, die een enkele keer, met
theatraal effect, zichtbaar wordt. Zoals het enige beeld waarop Popov een ander
echt naderkomt (‘nu begrijp ik dat ik / al die tijd al / hier moest zijn’), dat
wordt gevolgd door een eclatant beeld van de duivel die zijn vermommingen
aflegt.
Peter
Van den Ende, nog maar enkele jaren geleden opvallend gedebuteerd met de
graphic novel Zwerveling, is met slechts drie uitgaven niet meer weg te denken. Nog tot 18
december kun je zijn werk voor Zwerveling
gaan bekijken in een indrukwekkende tentoonstelling in de bibliotheek van
Hasselt.
Bart
Moeyaert, Peter Van den Ende: Iemands lief, Querido, Amsterdam 2021, 95 p. :
ill. ISBN 9789021429809. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan