Piet Gerbrandy is de jongste jaren
bezig met een indrukwekkend oeuvre. Ontbinding
is daarin alweer een opmerkelijk stadium. De manier waarop Gerbrandy zijn
bundels componeert, is onderhand bekend. Hij maakt veelvuldig gebruik van
teksten die zich bewegen op de grens van proza en poëzie, zijn teksten zijn
gelaagd door het gebruik van neventeksten, de lyrische situatie is niet
consistent en bovenal, de dichter maakt gebruikt van uiteenlopende taal- en
stijllagen. Complexiteit is troef, niet alleen omdat de werkelijkheid en de
taal niet zo vanzelfsprekend zijn als wij doorgaans aannemen, maar ook omdat
het verhaal dat Gerbrandy wil vertellen zich niet tot één toon, één genre, één
intrige laat herleiden. Dat resulteert in het geval van Ontbinding in zeven afdelingen, die echter een duidelijke samenhang
vertonen. De bundel opent immers met ‘Nu’ om via onder meer ‘Wind’ en ‘Reis’ te
eindigen met ‘Straks’. Op die manier dient zich zowel een temporele als een
ruimtelijke evolutie aan, een patroon dat ons al uit eerdere bundels vertrouwd
is.
Ditmaal
kiest de dichter voor een soort van kaderverhaal dat vrij goed te volgen is.
Vrijwel elk gedicht gaat vergezeld van een aantekening die het ontstaan ervan
(fictioneel) verklaart, en die commentaren vormen een soort van samenhangend
portret van een schrijver die lesgeeft, zich zorgen maakt om het ouder worden,
relaties gehad lijkt te hebben met meerdere partners en leeft in de wereld van
vandaag. Tegelijk is hij een eenzaat, iemand die in feite in het verleden lijkt
te leven, die zich bezighoudt met oude teksten en zich identificeert met een
middeleeuwse kluizenaar of een scribent die handschriften realiseert. Daardoor
worden als het ware uiteenlopende tijdslagen over elkaar geschoven: het
verleden vormt een waardevol model voor de hedendaagse schrijver, en omgekeerd
worden veel van zijn ‘klassiek’ aandoende gedichten doordrongen van
verwijzingen naar de actualiteit. De schrijver, en meteen ook zijn geschriften,
lijken wel relicten die deels stammen uit een andere wereld dan ons hectische,
door media beheerste bestaan.
Die vervreemding is ook het handelsmerk van Gerbrandy’s
gedichten. De dichter schrijft associatief en beeldrijk, en zijn toon wordt
vaak gedragen door pathos en een barokke sfeer. Dat is een manier om de vele
facetten van ervaringen naar voren te halen, om te tonen hoe ook de taal de
werkelijkheid maar kan omcirkelen en in plaats van haar rechtstreeks en
ondubbelzinnig aan te duiden. ‘Ontbinding’ verwijst allereerst naar de
tijdelijkheid van het bestaan. Die kwetsbaarheid van het lichaam is cruciaal:
zowel het magische dichterlijke woord als de relatie tot de ander worden erdoor
aangetast, en net daardoor ontstaat een bijzondere gevoeligheid van alle
zintuigen voor prikkels uit de buitenwereld. Dat sensitieve karakter is in deze
bundel opmerkelijk aanwezig. Tegelijk verwijst de titel ook naar het verlangen
om autonoom te bestaan, zonder banden met anderen en met de wereld. Dat
vermeende ideaal is echter al even dubbelzinnig als alle andere ervaringen die
in deze complexe bundel worden opgeroepen. Veel indrukwekkender dan die rijke
thematische variatie is echter de formidabele retorische kracht die van deze
gedichten uitgaat. Gerbrandy is geen gemakkelijke, gebruiksvriendelijke dichter
maar zijn poëzie is – voor wie durft door te zetten – onontkoombaar en
onweerstaanbaar.
Piet Gerbrandy: Ontbinding, Atlas/Contact, Amsterdam
2021, 95 p. ISBN 9789025464684.
Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan