Colson Whitehead – bekend van De
ondergrondse spoorweg en De jongens
van Nickel die beiden de Pulitzerprijs kregen – komt nu met een
misdaadverhaal. En wat voor een. Het duurt even voor je in het verhaal komt,
maar daarna is het alsof je in een rijdende auto zit waar je niet meer uit kunt
stappen. Hetzelfde gaat op voor het hoofdpersonage Ray Carver, zoon van een
crimineel. Als meubelverkoper in het Harlem van begin jaren 1960 probeert hij een
fatsoenlijk leven te leiden, maar ongewild wordt hij meegesleurd in zaken waar
hij juist ver vandaan wil blijven.
Ray Carver is gelukkig getrouwd, heeft een dochter en zijn
tweede kind is op komst. Met de introductie van zijn op status gerichte
schoonouders worden de klassenverschillen in het Afro-Amerikaanse milieu
kenbaar gemaakt. Zwarten uit het Noorden lijken een net iets hogere status te
hebben dan de nieuwkomers uit het Zuiden. Ook bestaat er een onderscheid tussen
de ‘strevers’, die de rechte weg bewandelen, en de boeven. Waar de boeven naar
wegen zoeken om het bestaande systeem te manipuleren, opereren de strevers
binnen het systeem en komen ze overal mee weg.
‘Neem nu bijvoorbeeld zijn schoonvader. Leland Jones was
een van de meest vooraanstaande zwarte accountants in Harlem, die de
boekhouding verzorgde van de beste artsen, juristen en politici, en alle grote
ondernemingen in 125th Street die in handen waren van zwarte mensen. Hij wist
hoe hij je uit de financiële sores moest helpen. Hij ging prat op alle foefjes
en mazen in de wet die hij kende, en op de dikke enveloppen met smeergeld die
in de salon van de Dumas Club over tafel ging. Cognac en een sigaar ter
bezegeling. Dit blijft uiteraard onder ons, maar hij vond het niet erg
als er toch over gesproken werd, want dat betekende gratis reclame. ‘Ik lust
belastingcontroles rauw,’ zei Leland altijd met een grijns.’
De Dumas Club is een exclusieve
club voor de hogere zwarte klasse, volgens Carver een club voor lichtgetinte
mannen waar hij met zijn donkere huidskleur, zijn familiegeschiedenis en beroep
nooit door de ballotage zou komen. Hij is eigenaar van een bescheiden
meubelwinkel, waar hij trots op is. Hij is steeds op jacht naar tweedehands
meubels van goede kwaliteit. Hij probeert op een eerlijke manier een zaak te
runnen, maar toch is hij niet helemaal zuiver op de graat. Soms krijgt hij
spullen aangeboden en zonder vragen te stellen naar de herkomst ervan verkoopt
hij ze weer door. Vanaf daar is de volgende stap naar andere onzuivere zaken
makkelijk gezet.
Zijn neef Freddie, met wie hij is opgegroeid, is een onhandige crimineel
die zich steeds opnieuw in de nesten werkt. Hierbij sleurt hij Carver steeds
dieper de onderwereld in. Toch is zijn ambitie om als nette burgerman op te
klimmen in de maatschappij en ondanks dat hij verder in het criminele circuit
terechtkomt, blijft hij erin geloven. Wanneer hij wordt voorgedragen als
aspirant lid voor de Dumas Club en op vernederende wijze wordt afgewezen, is de
behoefte aan wraak groot, maar de smaak ervan is niet zoet. Het bevestigt enkel
zijn gevoel van laagheid, het bewijs dat hij geen stap verder komt en niet aan
het milieu van zijn vader kan ontsnappen.
Je voelt sympathie voor de
hoofdpersoon in Harlem Shuffle. Carver is een intelligente en ambitieuze
man, trouw aan zijn vrouw en loyaal aan zijn neef. Zijn pech is de vijver
waarin hij zwemt. Misdaad en corruptie zijn een vanzelfsprekend onderdeel van
het systeem waarin iedereen omkoopbaar is. Ray Carver kan zijn talenten niet
ten volle benutten, hij krijgt de ruimte niet. Alleen in het criminele circuit gaat
er een wereld voor hem open.
‘Carney herinnerde zich dat Pepper hem had meegenomen op
zijn jacht naar Miami Joe en tijdens hun speurtocht de dekmantels en
schuilplaatsen van die crimineel had onthuld. Toen werden er ineens plekken
zichtbaar die Carney nooit eerder had gezien, als grotten die bij laagtij aan
het licht komen en zich in duistere bestemmingen vertakken. Ze waren er nooit
níét geweest en boden een verborgen weg naar de onderwereld. Maar deze ronde
met Munson voerde Carney naar plekken die hij elke dag zag, gelegenheden vlak
bij huis, plekken waar hij al langskwam sinds hij klein was, en die nu ook
façades bleken te zijn. De deuren gaven toegang tot andere steden, nee, het
waren verschillende toegangen tot één wijdvertakte, geheime stad. Vlakbij, zo
goed als naast alles wat je kende, alleen aan het zicht onttrokken. Zolang je niet
wist waar je moest kijken.’
Harlem Shuffle is niet zomaar een misdaadroman. Colson
Whitehead zet op overtuigende wijze een gespleten wereld neer waarin zwart en
wit gescheiden van elkaar leven. Net als in zijn andere werk speelt ook in deze
roman het thema racisme een grote rol. De climax van het misdaadverhaal valt
samen met de Harlem Riots die volgen op het doodschieten van een ongewapende
zwarte tiener door een witte politieman. En het voelt griezelig actueel.
‘Hij liet alles nog
eens de revue passeren. De gevolgen bleven. Maar de oorzaken waren spookachtig,
immaterieel geworden. Harlem was in opstand gekomen, en wat had het opgeleverd?
De jongen was nog altijd dood, de onderzoekscommissie had inspecteur Gilligan
van alle blaam gezuiverd en zwarte jongens en meisjes vielen nog altijd door de
wapenstokken en pistolen van racistische witte agenten.’
Colson Whitehead zet het racisme
van de jaren 1960 in als een vanzelfsprekend decor voor zijn verhaal. De roman
leest niet als een pamflet. Hij schrijft met humor en op luchtige toon. Het
verhaal is onderhoudend en snel. Het is een film waardig.
Colson Whitehead: Harlem Suffle, Atlas/Contact, Amsterdam
2021, 394 p. ISBN 9789025471194. Vertaling van Harlem Shuffle door Harm Damsma.
Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan