Over zijn gewezen professor antropologie Renaat Devisch schreef
Koen Peeters al uitgebreid in zijn terecht met de ECI Literatuurprijs bekroonde
roman De
mensengenezer. Renaat Devisch overleed in 2020. Peeters bleef achter met het
gevoel dat de ‘opdracht’ die Remi (onder die naam trad de professor op in de
roman) hem aan het eind van zijn leven had toevertrouwd, er bijna dwingend om
vroeg (‘wie eenmaal heeft geproefd van het schrijven, blijft dromen van het
volgende boek. Ongeschreven boeken zijn onwaarschijnlijk krachtig’) om nu ook
de sequel van De mensengenezer te schrijven.
Paul, alias Peeters zelf, treedt
op als ‘secretaris’ van zijn prof, die na zovele jaren ook echt een vriend is
geworden. Op vraag van Remi, wie het lichamelijk steeds minder goed gaat, zoekt
Paul een aantal mensen op die hen beiden op de weg moet helpen naar een
antwoord op de vraag wat ‘minzaamheid’ precies inhoudt en wat die kan doen met
een mensenleven. Veel meer dan een reeks relatief geobjectiveerde portretten
van de gesprekspartners die Peeters heeft opgezocht, is De minzamen door
de fijnzinnige manier waarop motieven elkaar spiegelen en door de bedachtzaam
aangereikte rijkdom aan ideeën en filosofische en psychologische beschouwingen
een roman geworden die raakt aan het wezenlijke van ons bestaan.
De minzamen
spoort dubbel: ‘Ik spoel de film van Remi’s leven terug. Ik schik portretten
van interessante mensen tussen de tekst, als foto’s.’ Aan Remi’s leven, dat
grotendeels ingekleurd werd door zijn verblijf bij de Yaka (Zuidwest-Congo)
wordt hoofdzakelijk gerefereerd vanuit een stroomlijnen van de herinneringen.
Paul bezoekt de prof in zijn woning in Sint-Amands, hij krijgt gaandeweg meer
voorwerpen als boeken en beeldjes toegestopt, vaak met eraan verbonden weer
eens het verzoek een of ander persoon te gaan opzoeken en diens verhaal te
noteren. De aanpak van Remi, die, met het naderend einde voor ogen wil
‘doorgeven’ (een belangrijk motief in de roman), levert een aantal
diepmenselijke portretten op.
De manier waarop alles aan elkaar wordt gelinkt, laat zien
hoe sterk Peeters de veelheid aan verhaalstof heeft weten te doseren en die hoe
dan ook als romancier is blijven benaderen. De golfbeweging in De minzamen
wordt bijvoorbeeld duidelijk gemaakt als je de openingsscène ervan plaatst
tegen het slot. Dood (de begrafenis van Remi) en hergeboorte (de wandeling die
Paul maakt met Leo Pleysier in hun beider geboortestreek, en met deze
opmerkelijke slotbedenking: ‘Midden op het vliegveld bloeit alweer de heide, en
wilde zaailingen van dennen schieten ook al op.’) haken zo bijna letterlijk in
elkaar. Ook op microniveau speelt de spiegeling een eersteplansrol. De
ontroerende scène die Peeters wijdt aan de uitvaart van schrijfster-filosofe
Patricia de Martelaere is, aansluitend aan die over de begrafenis van Remi, een
tastbare echo van de woorden die Remi de aanwezigen in de kerk dan lijkt toe te
roepen: ‘Ja, ik besta in deze wereld’.
De romancier die Peeters is en
blijft, treedt verder ook op het voorplan door de de herhaling van een van de
meest cruciale scènes in het boek. Als Remi een vriend van hem, de Yaka-man
Fabien, en Paul een aantal beeldjes laat zien die te maken hebben met de
’Mbwoolu’, de genezingscultus, valt op dat Fabien die niet durft of wil
aanraken. Het waarom van diens houding wordt pas echt duidelijk naar het slot
van de roman. Iets te nadrukkelijk misschien gaat Koen Peeters de precieze
omstandigheden expliciteren. Ik meen dat een en ander de attente lezer niet zal
ontgaan zijn…
Blijft
bij dit alles de vraag wie of wat de ‘minzamen’ zijn aan wie Koen Peeters de
titel van zijn roman ontleent. Gaat het om mensen die ‘een zegen voor de
medemens’ geweest zijn? Of eerder, zoals Peeters noteert: ‘Er is blijkbaar een
menselijke soort, een minzaam slag van mensen die zich bezighoudt met die
delicate kwesties. Zij hebben het talent of de juiste gevoeligheid, het
karakter om over het onzegbare te praten, de mensen te helpen, en soms zelfs de
gemeenschap hierrond samen te brengen. Ik herken in mijn eerste notities, in
die enkele portretten van mensen, nu een gemeenschappelijke schim. Zij helpen
mensen die overgeleverd zijn aan krachten of geesten’.
In deze context is de manier
waarop mensen omgaan met de beeldjes uit Afrika veelzeggend. Van het portret
van een antiquair op de Zavel tot en met de beeldjes die Remi zelf heeft
bewaard, van exorcisten die het goed menen tot en met oplichters: de lezer
krijgt geen eendimensionaal uitgelijnd geheel aangereikt. De
puzzelstukken voor wat uiteindelijk een beeld van ‘de minzamen’ moet opleveren,
worden geduldig in elkaar geschoven. Een van de meest intrigerende en
overtuigende portretten is dat van beeldend kunstenaar Johan Tahon, ook (en net
als Koen Peeters zelf) een verzamelaar. Zijn werk, ‘zijn hele leven lijkt
daarover te gaan: het kwaad van het verleden in zijn stamboom bedwingen. Zijn
vader.’
De
minzamen completeert het beeld van Remi/ Renaat dat in De mensengenezer
werd aangezet. Diens ‘genius loci’ onder meer, de Westhoek (de laatste droom
van Remi brengt hem terug naar de ouderlijke hoeve) waarover Peeters schrijft:
‘Je kweekt er vanzelf een leegte die innerlijk sterk is, als je tenminste geen
last hebt van schuld, verdriet of angst’, diens ‘zorgzame menselijkheid’ ook
die de kracht van zijn innerlijkheid blijvend heeft bepaald. Die kracht spreekt
de lezer persoonlijk toe in De minzamen.
Koen Peeters: De minzamen, De
Bezige Bij, Amsterdam 2021, 283 p. ISBN 9789403130613. Distributie Standaard
Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan