‘Onnavolgbaar,’ zo wordt ‘de schrijver, schilder,
ontwerper, acteur, zanger, performer en nog zo een en ander’ Bernard Van Eeghem
op het achterplat van deze bizarre verzameling teksten
(‘dicht-en-zoveel-meerbundel’) genoemd. Wat we hier lezen werd soms al in
theaters opgevoerd maar er zijn ook ‘een groot aantal dauwfrisse nieuwe
gedichten’ bij. Van de meeste teksten gaan er dertien in een dozijn. Ik vermoed
dat er na een strenge selectie niet veel overgebleven zou zijn. Maar de auteur
publiceert gewoon wat bij hem opkomt en deze spontaneïteit lijkt hier het echte
criterium en ze heeft lak aan wat voor literair zou kunnen doorgaan.
Onbeschaamd laat de auteur zich leiden door automatismen die, ook als ze
belachelijk zijn, teksten produceren die bol staan van taalspelletjes die op
weinig lezers indruk zullen maken: ‘Er was eens een ladder en de ladder was zat
en de ladder viel om. Hahi, haho, dodo, dood. Bim bam bom pipi kaka kom kom.’
Proza en verzen wisselen elkaar af en een aantal taferelen is schatplichtig aan
een soort theater dat in andere tijden voor slecht dadaïsme zou kunnen
doorgaan. Ik las en werd meewarig van zoveel onnozel gezwans.
Maar toen las ik op de
cultuurbladzijden van het weekblad Bruzz een artikel van Michaël Bellon
over Van Eeghems tentoonstelling ‘Expo 53’. Bellon noemt het fenomeen Van
Eeghem een ‘vrij associërende artistieke omnivoor’ en vermeldt ook de kritiek
die ooit aan het adres van de kunstenaar werd gericht: ‘Bernard Van Eeghem is een
flierefluiter die af en toe eens aardig uit de hoek komt’. Dat is de
verwoording van wat ik van de bundel teksten vind. Maar er is ook sprake van
een bravoure die de kunstenaar maakt tot wie hij is: van deze kritiek maakte
hij een ‘lijfspreuk’ die op de muren van de expo ‘geklad’ staan. Dit inzicht is
inderdaad het enige dat de lezer van de teksten ter harte moet nemen. De
kunstenaar eist met bravoure zijn strapatsen op en tot dat universum van de
performance behoren ook de teksten.
De kunstenaar en zijn
(poëtische, prozaïsche, picturale…) uitingen moeten samen gelezen worden. De
teksten krijgen dan een dimensie die hun boekvorm overstijgt. Ze behoren tot de
‘vent’ en halen daaruit hun ‘vorm’, hoe bedenkelijk het literaire niveau ook
mag zijn. Want wie literaire criteria op dit boek loslaat, begeeft zich op glad
ijs. En komt daar Van Eeghem tegen die luid roepend verkondigt dat het ijs al
aan het smelten is. Ik had inderdaad heel vaak het gevoel dat deze
verwoordingen al door het ijs gezakt waren. Wie zich daaraan blijvend ergert,
heeft weinig begrepen van Van Eeghems bedoelingen die wellicht eerlijk zijn en
het ook gemunt hebben op een poëtische traditie waarvan de ernst hier te kakken
wordt gezet.
Van
Eeghem is een artistiek fenomeen en zijn teksten zijn daar een dimensie van.
Hun literaire kwaliteit is uitermate bedenkelijk. Hun speels-repetitieve vormen
zijn een onderdeel van een totale expressie die haar eigen maatstaven ontwerpt.
Of de lezer de auteur volgt, is een vraag van een andere orde.
Bernard Van Eeghem: Hip
en hop en hap en nip. Toegedicht en toegespeeld, Fluxenberg, Brussel, 2021. 120
p. ISBN 9789464070163
deze pagina printen of opslaan