Op de cover van de verhalenbundel De Amerikaanse bril van Robert Menasse prijkt een portret van zijn moeder
met een extravagante Amerikaanse bril. Dat beeld is een metafoor voor de invloed
van de VS op Europa na 1945. De foto dateert van 1963, het jaar waarin
president John F. Kennedy in Dallas werd vermoord, en dat feit vormt het
uitgangspunt van de beide titelverhalen (er zijn er immers twee met hetzelfde
opschrift: het ene opent de bundel, het andere besluit hem). In het eerste heet
het: ‘Ik had geluk toen Kennedy werd vermoord’, in het slotverhaal klinkt het:
‘Ik was gelukkig toen John F. Kennedy werd doodgeschoten.’
De openingstekst is eigenlijk
een essay waarin de auteur vergelijkt op welke wijze het nieuws tot hem kwam
over enerzijds de moord op de president van de VS en anderzijds 9/11 – allebei
Amerikaanse drama’s waarvan de beelden op het netvlies gebrand staan. Wie een
Amerikaanse bril opzet, ziet twee keer een aanval op een grootmacht die
stabiliteit in de wereld brengt. Wie echter een ander perspectief inneemt –
Kennedy is verantwoordelijk voor de Vietnamoorlog; 11 september is niet alleen
in 2001, maar ook in 1973 een historische datum, namelijk de dag waarop met de hulp
van de Amerikanen de Chileense president Salvador Allende uit de weg werd
geruimd – moet zich afvragen of het naoorlogse Europa toch niet te kritiekloos
omgegaan is met de VS. De vraag of er voor Europa ook een alternatief was voor
de op Amerikaanse leest geschoeide kapitalistische maatschappij duikt een
aantal keren op in deze verhalen, die samengehouden worden doordat ze elk tegen
de achtergrond spelen van een cruciaal historisch moment in de geschiedenis van
de Westerse wereld en doordat het heden telkens met die geschiedenis in
aanraking komt.
Dat blijkt bijvoorbeeld in het verhaal ‘Eeuwige jeugd’ waarin het
hoofdpersonage bij zijn vader op onbegrip stuit als hij zijn huwelijk aankondigt
voor 9 november – een beladen datum, want: Kristallnacht. Niettemin zet hij
door en het wordt een wel heel bijzondere huwelijksnacht: ‘Ik zat voor het
televisietoestel en kon me niet losrukken van die beelden die de massale triomf
van het individu lieten zien. De bestorming van de Berlijnse Muur.’ Op die
manier raken verschillende historische gebeurtenissen die zich toevallig op
dezelfde datum afspeelden met elkaar verbonden, maar ook de beslommeringen uit
onaanzienlijke levens blijken erdoor beïnvloed. Dat is wat deze verhalen laten
zien: dat de grote geschiedenis die ver weg lijkt wel degelijk inwerkt op het
alledaagse leven.
Een van de mooiste verhalen uit de bundel is ‘Kroniek van de
Girardigasse’, waarin de ik-figuur schrijft vanuit het pand dat het eerste
bordeel in Wenen blijkt te zijn geweest. Dat fait divers vormt de aanleiding om
het levensverhaal te vertellen van de acteur die zijn naam aan het straatje
gaf, maar ook de geschiedenis van de hoerentent wordt besproken en zelfs de Anschluss
van Oostenrijk bij nazi-Duitsland. Dat alles loopt uit op een kritische
karakterschets van de stad: ‘Wenen is een stad van decors. Je kunt niet achter
ieder decor kijken, maar bij de voorkant ervan moet of kun je bijna altijd
denken: hier is iets geweest. Wat zit erachter? Niets. Aan de voorkant is de
schijn zonder zijn, erachter het zijn zonder schijn.’ Of hoe het verleden
steeds opnieuw het heden bepaalt.
En zo bevat de bundel nog tien verhalen over merkwaardig
coïncidenties, telkens met veel ironie verteld. Over een joodse vader die
tijdens de hongerwinter in de zoo van Amsterdam in een beestenkooi werd
opgesloten. Of over de boekhandelaar die in zijn jeugd marxistische sympathieën
koesterde en die, toen er na de ontvoering van de industrieel Walter Palmers jacht
gemaakt werd op linkse studenten, overal de communistische lectuur gered heeft
die in de studentenhuizen inderhaast bij het vuilnis werd gezet. Hij ontmoet nu
een ambtenaar van het ministerie van economie die een van die boeken, dat hij
als zijn exemplaar herkent, wil terugkopen. Of het slotverhaal (het tweede
titelverhaal) waarin een discussie over Kennedy en het verschil tussen een
Amerikaanse en een alternatieve bril om naar hem te kijken zorgt voor de
scheiding van twee echtelieden.
In De Amerikaanse
bril en andere verhalen worden gebeurtenissen op het wereldtoneel verweven
met kleine levens en daarbij wordt precies vanuit de particuliere verhalen de
communis opinio ter discussie gesteld die bestaat over de historische feiten.
De verhalen die zich presenteren als tussendoortjes tussen het grote werk – de
romans De verdrijving uit de hel
(2002) en De hoofdstad (2017) – getuigen
echter net zo goed van de steeds kritische blik die Menasse werpt op het Europa
na de Tweede Wereldoorlog.
Robert Menasse: De
Amerikaanse bril. Verhalen over het einde van de naoorlogse orde, De
Arbeiderspers, Amsterdam 2021, 176 p. ISBN 9789029544481. Vertaling van Ich
kann jeder sagen. Erzählungen vom Ende der Nachkriegsordnung door Paul Beers.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan