Nederlands proza

BOEKEN NR. 3, MAART 2022

Rob van Essen: Miniapolis

door Jooris van Hulle

Hoe klein kan een stad wel zijn of lijken wanneer je die vanuit de hoogte bekijkt. In Miniapolis wendt Rob van Essen dit perspectief aan om zijn verhaal over twee rondtrekkende mannen en een zoon die op zoek is naar zijn moeder (of omgekeerd) kracht bij te zetten. Voor de moeder verwijst het gegeven in de eerste plaats naar haar herinneringen aan de tijd dat ze op een plat dak woonde, in het gezelschap van schoorsteenvegers en glazenwassers. Dat ze ooit in verwachting raakte en ‘het’ snel na de geboorte moest afstaan omdat ze zelf niet kon instaan voor de opvoeding en daarna het spoor van zoon Jonathan is kwijt geraakt, vormt een eerste verhaallijn in de roman. Moeder en zoon gaan samen op zoek naar het gebouw waar het ooit begon voor beiden.  

Dat de moeder ondertussen al een tijd geleden is overleden – in het begin van de roman herkent Jonathan haar toch op de tram – neemt de lezer op een heel directe manier mee in de absurd ingekleurde denkwereld van Van Essen. Wat echt is of gedroomd, het is in Miniapolis niet altijd even direct te duiden. Dat Jonathan zich op een brug van het leven wilde beroven en daar een eerste ontmoeting heeft met Scherpenzeel, een lagere beambte bij de gemeentelijke dienst, is al even verwarrend. Scherpenzeel wil hulp inroepen van een agent, maar eens ze ter plaatse zijn teruggekeerd, is de jongen verdwenen. Is hij dan toch gesprongen? Niet, zoals blijkt wanneer Scherpenzeel terug op zijn bureau is aangekomen en daar de jongen aantreft bij zijn collega Wildervanck. Even zelfs heeft de neiging de jongen bij de schouder aan te raken, als om zichzelf ervan te overtuigen dat hij daar ook écht zit.
 
Met beide gemeentemannen ontwikkelt zich de tweede verhaallijn in de roman. Scherpenzeel kan maar niet begrijpen dat Wildervanck, die boven het bureau woont, met de fiets naar zijn werk komt. Hij besluit zijn collega te volgen, eerst heimelijk – een hilarische situatie is er wanneer hij zich voor Wildervanck moet verbergen achter een conifeer –, later trekken ze samen op, tot ze op zeker moment zelfs een tandem kopen om steeds verder door het land te zwerven. Gaandeweg hun tocht, die meer en meer de vorm aanneemt van een zelfanalyse, wordt de lezer deelgenoot aan hun beider verleden: Wildervanck die gepest werd op school, Scherpenzeel die de zelfgekozen dood van zijn ouders moet weten te plaatsen. De wisselende verhaalperspectieven binnen het geheel van de roman maken dat alleen broksgewijs de dimensies van het leven van vier mensen op de dool worden aangereikt.
 
In een al even surrealistisch aandoend slotdeel worden beide verhaallijnen aan elkaar gelinkt. Op dit moment, wanneer de vier personages samen in een sportvliegtuig een vlucht maken over ‘het huis’ waar alles voor de moeder van Jonathan ooit zou zijn begonnen, daagt het Scherpenzeel dat dit de ultieme lotsbestemming was voor hem: het spoor van Jonathan terugvinden. Dan ook herinnert hij zich het bezoek aan miniatuurwereld Mineapolis, ‘die kleine wereld onder hem’, toen al een vooruitwijzing naar wat hij later, in het gezelschap van Wildervanck dan, zou doen: zoeken naar een plaats in de grote wereld. In deze slotpassus van de roman verbindt Van Essen  de verschillende zijlijnen van de roman tot een sluitend geheel:
 
‘het ging om het onderweg zijn, en het vreemde, bijna magische verband dat was gelegd met zijn raam, het puzzelrooster.’
 
Het puzzelrooster waarvan sprake, alludeert op de propjes papier die Scherpenzeel in zijn nieuw betrokken appartement had teruggevonden en waar een van de teksten erop luidde: ‘ga naar de brug’. De brug van Jonathan, de aanzet voor een breed uitdijende dwaal- en fietstocht die het kader vormt voor de innerlijke blik waarop Van Essen focust.
 
Of en tot op welke hoogte de lezer ook echt meegaat in dit verhaal, blijft een open vraag. Het blijft gissen naar de echte bedoelingen die de auteur voor ogen moet hebben gehad. Binnen de losstaande delen van de roman wordt dan weer duidelijk dat Van Essen het vertellen zelf echt wel beheerst. De aandacht voor details  – wat Scherpenzeel en Wildervanck bijvoorbeeld zien en meemaken tijdens hun fietsexcursies –  werkt echt. Af en toe hechten beelden zich vast in het gemoed van de lezer. Wanneer Jonathan bijvoorbeeld zijn moeder terugvindt bij een aantal zwervers die onderdak hebben gevonden in de tunnels van een station luidt het: ‘daar zat ze, dik ingepakt in haar jas en die paarse muts, slapend of half slapend, een klein segment van de reusachtige, donkergrauwe mensenrups die zich tegen de tunnelwand had aan geschurkt.’ De zielloze verlatenheid van een groep die door de maatschappij aan de kant is geschoven…
 
Rob van Essen: Miniapolis, Atlas Contact, Amsterdam 2021, 219 p. ISBN 9789025472030. Distributie VBK België

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri