Uit de 284 bekende brieven die de Braziliaanse
schrijfster Clarice Lispector (1920-1977) schreef, brengt Privé-domein nu een
eerste, uitvoerige keuze. Mijn lievelingen bevat 148 brieven (dus
ruimschoots de helft van de hele correspondentie die hier ook goed geannoteerd
wordt) die Lispector tussen 1940 en 1959 stuurde aan haar zussen Tania Kaufmann
en Elisa Lispector. In 1940 was Lispector 19 jaar oud. Ze woonde met haar negen
jaar oudere zus Elisa (later ook schrijfster geworden) bij hun vader in Rio. De
andere zus, Tania, was al getrouwd met William Kaufmann en had een dochtertje,
Márcia. De twee zussen zijn de ‘lievelingen’ of ‘lieve schatten’, de geadresseerden
van Lispectors brieven. In 1940 studeerde Clarice rechten, werkte ze als
journaliste, en werd er voor het eerst een verhaal van haar in een literair
tijdschrift gepubliceerd. Deze beginsituatie zal ‘vijf brieven later’ (zoals
vertaler Adri Boon in zijn nawoord optekent) ‘ingrijpend’ veranderen. Lispector
trouwde met de diplomaat Maury Gurgel Valente (van wie ze in 1959 is gescheiden),
kreeg twee zonen, publiceerde haar eerste romans (‘De lamp’, ‘De belegerde stad’
en ‘De appel in het donker’, die nog niet in het Nederlands zijn vertaald) en
verbleef ze op diplomatieke posten in Napels, Bern en Washington.
Eigenlijk zijn de
brieven vergeefse pogingen van Lispector om dicht bij haar zussen te zijn. Heel
veel ruimte wordt ingenomen door de organisatie van de correspondentie zelf: wanneer
brieven aankomen (of niet), hoe ze verstuurd kunnen worden, welke
(diplomatieke) kanalen gevolgd kunnen worden. Het is een vaak uitgevoerd
ritueel-op-papier waarin de afwezigheid van de ander repetitief bezworen wordt.
Op een bepaald moment stelt de schrijfster zelfs voor om de brieven te nummeren
om ze - als ze soms onregelmatig doorkomen - in de juiste volgorde te kunnen blijven
lezen. Lispector vraagt haar zussen uit over alles en nog wat, vertelt haar
eigen leven, maar laat uiteindelijk weinig los over haar schrijverschap, tenzij
ze op zoek is naar uitgevers of beoordeelaars van haar teksten. Wel vertelt ze
af en toe over de moeite die het schrijven haar kost. Uit Bern schrijft
Lispector op 1 juli 1946: ‘Ik heb de indruk dat ik in het luchtledige werk, en
om niet te vallen klamp ik me vast aan een gedachte, en om niet van die
gedachte af te vallen klamp ik me aan weer een andere vast. Zo ziet mijn
geestelijke leven eruit.’
De onzekerheid waarmee Lispector worstelde, maakte haar ook
ontvankelijk voor de positie waartoe de kindermeisjes die voor haar zonen
zorgden of de dames van eenvoudige of indiaanse komaf die haar in het huishouden
moesten bijstaan, gedwongen werden. Enerzijds voelt ze zichzelf, in
vergelijking tot die hulpen, zeer onzeker: ‘Het is belachelijk dat ik steeds zo
twijfel over de kleinste dingen, dat ik de behoefte voel om raad te vragen, en
later voel ik me dan natuurlijk weer opstandig worden omdat ik naar die raad
heb geluisterd, omdat ik zo besluiteloos was.’ Anderzijds krijgt de schrijfster
door de observatie van de meisjes en de ervaring van haar eigen hulpeloosheid,
inzicht in de psychologie van wie betaald wordt om ten dienste te staan, en zo afstand
doet van een eigen persoonlijkheid. In haar oeuvre (denken we maar aan de
fascinerende en bevreemdende roman De passie volgens G.H. (De
Arbeiderspers 2018) of Het uur van de ster (De Arbeiderspers 2017)
zullen die dienstmeisjes een ervaring van zelfbewustzijn ondergaan die nauw
aansluiten bij de overrompelende spirituele ervaringen die ook de schrijfster
zelf zal opdoen en thematiseren.
Of Lispector kan schrijven of niet hangt af van haar
psychologische/psychische toestand: ‘Je vraagt me of ik heb gewerkt. Ik weet
het niet: mijn werk laat zich vooralsnog niet zien. Ik denk dat het er veelal
uit bestaat mezelf te overwinnen.’ Aan het eind van het boek (we zijn dan in
1959) komt de scheiding van haar man-diplomaat Maury even ter sprake. Maar
Lispector ziet blijkbaar nog niet in dat ze zich bevrijd heeft van een zware
last die vaak op haar schrijverschap woog. Het is pas na haar scheiding dat ze
in alle vrijheid en worsteling toe zal komen aan de echte materie van haar
oeuvre. En dat ze de teksten zal schrijven die haar echt origineel en
interessant maken. Deze correspondentie is als het ware de wachtkamer van de
grote creatieve verwezenlijkingen van Lispector. Ze blijkt er zich nog niet van
bewust, terwijl de lezer wel al de kans kreeg meer kennis op te doen over die
‘grande dame’ van de Braziliaanse letteren.
Clarice Lispector: Mijn
lievelingen. Brieven 1940-1959, De Arbeiderspers, Amsterdam 2021, 346 p. ISBN 9789029523653.
Vertaling van Minhas queridas Adri Boon. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan