Van jonge vrouwen die er kortgerokt en blits bijlopen
in Kinshasa weet men zeker dat ze handelsreizigers zijn die waren inkopen in
Guangzhou (Kanton). 'Elles sont guangzoufiées'. De stadsnaam werd ook
geneologiseerd in het Lingala, waar het nieuwe adjectief nguanzu 'weinig
duurzaam, niet deugdelijk' betekent, een succulente commentaar op de vaak
bedroevende realiteit van made in China. David Van Reybrouck heeft een
goed oor voor dit soort taalcreativiteit van de Congolezen. Het maakt deel uit
van de sociaal gerichte geschiedschrijving in zijn overzichtswerk Congo. Een
geschiedenis en illustreert zijn creatieve aanpak.
Bij alle feiten, politieke
evoluties en economische structuren in zijn boek besteedt Van Reybrouck steeds
aandacht aan de sociale ontwikkeling van de Congolezen. Hij wendt geschreven
getuigenissen van Congolezen aan die teruggaan tot eind negentiende eeuw, maar
nog meer interviewt hij tal van personen die cruciale episodes van de bewogen
geschiedenis hebben meegemaakt. Van Etienne Nkasi, wiens foto de cover siert,
neemt de auteur na enig dubbelchecken aan dat hij werd geboren in 1882. Het
leven van deze eeuweling toont de vroegste sociale impact van de kolonisatie,
vooral dan aspecten van arbeid en urbanisatie in het westen van Congo. Aan de
andere kant van de geschiedenis en het land is er de ex-kindsoldaat Ruffin
Luliba (°1983). De kadogo werd (onvrijwillig) lijfwacht van James
Kabarebe, de Rwandese militaire bevelhebber van het AFDL, en later van Laurent
Kabila zelf. Hij getuigt zowel van de snelle opmars tegen het Mobuturegime als
van het harde leven van kindsoldaten. Zo vindt Van Reybrouck steeds weer
kroongetuigen die zijn boek verlevendigen en het Congolese perspectief
vertolken.
De
handelsrelaties tussen Congo en China vormen een spetterend eindpunt van dit
massieve boek. Van Reybrouck analyseert het in 2007 afgesloten megacontract met
China, interviewt handelsreizigers en rapporteert in het laatste hoofdstuk
('www.com') over de Congolese diaspora in Guangzhou. Dat Congo voorop lijkt te
lopen op de toekomstige Sino-Afrikaanse constellatie, bewijst voor de auteur
dat Congo geen marginale regio is in de wereldpolitiek. Eenzelfde argumentatie
bouwt hij op voor de Congolese bijdrage tot de twee wereldoorlogen, het
strategische belang van het land tijdens de Koude Oorlog, de betrokkenheid van
de UN tijdens verschillende crises, de rubber, het uranium en de coltan. Zijn
geschiedschrijving vertoont een globaal perspectief, een historische situering
van Congo breder dan de relatie tot België.
De sociale focus en het globale
perspectief maken dat dit boek andere onderwerpen behandelt en andere klemtonen
legt dan tot voor kort gebruikelijk was in de Belgische geschiedschrijving over
Congo. Van Reybrouck sluit zich aan bij recente trends in het academisch
onderzoek, en put veelvuldig uit die literatuur. Hij houdt het kort wat de
koloniale verwezenlijkingen van België betreft en heeft het meer over de
sociale gevolgen van de opgelegde arbeid, belastingen, medicalisering,
monetarisering en urbanisatie. De religieuze bewegingen die zich onttrokken aan
de koloniale controle, de vele stakingen en opstanden, het paternalistische
sociale klimaat tonen aan dat Belgisch-Congo geen rustige ontwikkeling kende
naar de modelkolonie van de jaren vijftig, maar een aan vele interne spanningen
onderhevige samenleving was. De onafhankelijkheidsstrijd wordt uitgebreid behandeld,
inclusief de onderlinge verschillen en twisten. In de postkoloniale tijd is er
dan weer veel aandacht voor culturele aspecten zoals de ontwikkeling van een
nationale identiteit en natuurlijk de muziek. Ruim een kwart van het boek wordt
gewijd aan de jaren 1990-2009, met enerzijds een beknopte, maar inzichtelijke
geschiedenis van de burgeroorlog, anderzijds analyses van de algemene
verkiezingen in 2006, de rebellie van Nkunda, de rol van de evangelische
bewegingen, het belang van bier en mobiele telefonie, en de Sino-Congolese
handelsruimte. Van Reybrouck schetst in deze laatste hoofdstukken een levendig
beeld van het bruisende, maar conflictueuze hedendaagse Congo. <br
/>
Deze anderssoortige
geschiedschrijving houdt een corrigerende factor in ten opzichte van de
onderwaardering van het Congolese perspectief. Zeker in dit herdenkingsjaar is
deze correctie welkom. Ze betekent wel dat Van Reybrouck sterk heeft moeten
selecteren in wat hij allemaal bespreekt. Bij tal van passages zou je nog zoveel
kunnen aanvullen of merk je dat de auteur te kort door de bocht gaat. Er werpen
zich vragen op over de methodologie, over de juiste omgang met orale
geschiedenis en geheugen, waar hij niet op ingaat. Een groot gemis vind ik het
gebrek aan politieke theorie. Van Reybrouck raakt dieperliggende oorzaken van
de postkoloniale chaos aan, maar had een beroep kunnen doen op de
sociopolitieke theorievorming over dit onderwerp. De handelsreizigers naar
Guangzhou bijvoorbeeld vertonen de typische 'strategieën van extraversie' (de
term is van Jean-François Bayart), waarmee Afrikaanse samenlevingsgroepen
kapitaal en macht trachten te genereren door een beroep te doen op buitenlandse
bronnen, omdat ze die om diverse redenen niet kunnen vinden in de lokale
context.
Met
twee geguangzhoufieerde vrouwen eindigt dit boek. Hun excentrieke kledij steekt
fel af tegen het grauwe, winderige vliegveld, waarna de auteur eindigt met
'alsof er iets te vieren viel'. Het gevaar van een perspectief van onderuit is
inderdaad dat je de levenskracht en creatieve vermogens van de Congolese
bevolking overschat. Ze zijn onmiskenbaar aanwezig, maar tegelijkertijd zo
broos tegenover de negatieve macrohistorische evoluties. Op tijd en stond
waarschuwt Van Reybrouck voor deze precaire verhouding. Hij bereikt er een
goede, maar (bewust) weinig geruststellende balans mee in zijn sociale
geschiedenis van het Congolese volk.
David Van Reybrouck: Congo. Een
geschiedenis, De Bezige Bij, Amsterdam 2010, 680 p. : ill. ISBN 9789023458661
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswolf 2010
deze pagina printen of opslaan