Koenraad Goudeseune (1965-2020) was
in alle geval een apart auteur. Niet voor niets zagen velen in hem een enfant
terrible of een late incarnatie van de poète maudit. Zijn romans en
zijn gedichten konden rekenen op een welwillende aandacht, maar de auteur
voelde zich mettertijd steeds meer miskend en gefnuikt in zijn literaire
ambities. Het schrijverschap was voor hem een absolute roeping, en dat bestaan
stond in groot contrast met alle baantjes die geld in het laatje moesten
brengen. In de loop der jaren werd Goudeseune in die tweespalt tussen leven en
literatuur steeds meer een gekwetste romanticus en een cynische, soms wild om
zich heen slaande persoonlijkheid, iets waaraan zijn drankgebruik weinig
verhielp. Het maakte dat zijn faam in het literaire bestel werd besmeurd, dat
zelfs zijn uitgevers steeds minder geneigd waren met hem in zee te gaan.
Dat imago is Koenraad
Goudeseune overigens in stand blijven houden. Op zijn sociale media-account
konden sympathisanten volgen hoe de dichter, in het licht van de ziekte die hem
trof, besliste tot euthanasie. Tot een paar dagen voor zijn dood schreef hij
gedichten waarin hij onverbloemd die confrontatie met de nakende dood aanging
en afscheid nam van zijn geliefden, zijn vrienden en het leven. Postuum zijn
die gedichten, onder de titel ‘Laatste woorden’, nu gepubliceerd door een paar
vrienden van de dichter, Benno Barnard en Rob Schouten, zelf verdienstelijke dichters
voor wie de ironie en de polemiek niet vreemd is. Zij combineerden dat postume
werk met een selectie uit de honderd liefdessonnetten die Goudeseune de laatste
jaren van zijn leven had geschreven maar waarvoor hij geen uitgever meer vond. Zijn jongste uitgever had immers alle activiteiten stopgezet.
Op die manier
komen de twee centrale thema’s in Goudeseunes oeuvre, liefde en dood, optimaal
tot hun recht. Beide tegenstellingen zijn ook nauw met elkaar verbonden. Zo
staat de liefde vooral in het teken van het liefdesverdriet. De geliefden zijn
hoofdzakelijk aanwezig door herinneringen en droombeelden, en het is geen
toeval dat de dichter meermaals de vergelijking trekt tussen zijn bestaan en de
onbereikbare ideale vrouwen van Petrarca en Shakespeare. Sterker nog, net het
gemis vormt de drijfkracht om de liefde te idealiseren en tot poëzie te
transformeren. Goudeseune is in dit opzicht tegelijk een dichter en een mens,
iemand die zichzelf schaamteloos analyseert en zich in zijn kwetsbaarheid aan
de lezer wenst te tonen.
Die romantiek slaat bijwijlen om in een meer cynische
zelfvernietiging, al valt op hoe het laatste werk meer getemperd en gelouterd
van toon lijkt. Dat geldt in feite ook voor de indrukwekkende ‘Laatste
woorden’, waarmee de dichter afstand doet van het leven als een eigentijdse
Elckerlyc. Eens te meer schrijft Goudeseune sonnetten, een vorm die hem toelaat
om zoveel mogelijk zijn gedachten te stileren, maar die tevens veel ruimte laat
voor tegenspraak en paradoxen. Het zijn gedichten waarin de dood beurtelings
als een vijand en als een intieme bekende verschijnt, waarin het ik zich
gaandeweg van langsom meer overgeeft aan het bestaan voorbij het bestaan.
Tegelijk uit zich net in deze verzen de enorme liefde van de dichter voor de
wereld waarin hij heeft geleefd: de vrouwen uit zijn leven vanzelfsprekend,
maar ook de kleinste dingen en vooral het mentale vermogen om zich te
herinneren en om te verbeelden. In die zin is dit afscheid ook een intense
liefdesverklaring aan het leven. Het is jammer dat op zo’n resolute toon een oeuvre
definitief wordt afgesloten. Men kan enkel hopen dat de dichter de mens
Goudeseune nog vele jaren overleeft.
Koenraad Goudeseune: Nagelaten
gedichten, Atlas/Contact, Amsterdam 2022, 93 p. ISBN 9789025471996. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan