Het is een beetje verwarrend: op de kaft staat er ‘roman’, en op het eerste
blad van het boek ‘verhalen’. De enige reden waarom je deze verhalenbundel, het
debuut van de Israëlische auteur Omer Friedlander, een roman zou kunnen noemen
is het min of meer gemeenschappelijke thema. Het zijn 11 verschillende
verhalen, van 14 tot 31 bladzijden lang, die handelen over momenten uit de
geschiedenis van Israël tussen de immigratie na de Tweede Wereldoorlog en de
recente invallen in Gaza. Bijna alle conflicten uit die periode komen ofwel
rechtstreeks of indirect aan bod, van de verhouding tussen zionisten en
Palestijnen, Joden en Bedoeïenen tot die tussen seculiere Joden en
ultra-orthodoxen, Israëli’s en Libanezen. Bekend terrein voor wie ook maar
enigszins met de diverse, elkaar doorkruisende spanningen in dit ‘Heilige Land’
vertrouwd zijn.
Het gaat dus niet zozeer om de inhoud, maar wel om de persoonlijke, haast
intimistische manier waarop de auteur al deze met elkaar verbonden thema’s
behandelt. En in veel van de verhalen worden de ons al te bekende grenzen
overschreden, al was het maar voor een korte tot heel korte duur. Zo beschrijft
‘Jaffa-sinaasappels’ het verrassende bezoek van de in Engeland opgegroeide
kleindochter van de vroegere Palestijnse eigenaar van bloeiende
sinaasappelgroeven aan de huidige bezitter, die ooit als knecht (en vriend) van
haar opa begonnen was en na de verovering van Jaffa van de zionistische
overwinning geprofiteerd had. Beide, de Palestijnse jonge vrouw zowel als de Joodse
eigenaar, weten of vermoeden dat de andere de waarheid kent, maar zwijgen
erover, zodat het hele verhaal om het oorverdovend niet-uitgesprokene draait.
Of ‘Checkpoint’, waarin een oudere Joodse activiste, één van de ‘oma’s’ die
waken over de correcte behandeling van de Palestijnse arbeiders aan de controleposten,
aangevallen wordt door een ultra-zionistisch lid van een van de nederzettingen.
Ook hier nemen noch de auteur noch een jonge Israëlische rekruut stelling, wat
de tragische tegenstelling zo mogelijk nog sterker maakt dan de brute feiten.
Hier wordt, alweer, niet geoordeeld of veroordeeld, maar in een paar paragrafen
getoond, wat die hele politiek met mensen doet die alle drie, de
vredesactiviste die zelf een zoon als soldaat in de Bezette Gebieden verloor,
de settler die er heilig van overtuigd is dat dat soort peaceniks
verantwoordelijk is voor de dood van Joodse patriotten en de soldaat die beiden
begrijpt maar verder echt niet veel meer kan doen dan de wet toepassen en, in
dit geval, de vrouw beschermen, binnen de logica van die bezetting gevangen
zitten.
Je
vindt dezelfde gereserveerdheid in de kortstondige bijna-relatie tussen een doodgewone Israëlische jongen en een meisje uit een streng
orthodox gezin dat aan die dwang probeert te ontsnappen. Dat wil zeggen: hier
zit stof in voor een Israëlische versie
van Deborah feldmans Unorthodox, maar dan van eigen kweek, waarbij de
uitslag onzeker blijft. Als lezer en buitenstaander weet je, of meen
je te weten hoe dit moet aflopen, net zoals je in ‘De zandverzamelaar’ vanaf
het begin de onmogelijkheid van die ontluikende liefdesaffaire van een Joods
meisje met een aantrekkelijke jonge Bedoeïense smokkelaar bladzijden lang
inziet vóór de jongeren het zelf beseffen.
Friedlander kan zo overtuigend
vertellen dat je aan het eind van bijna elk verhaal geneigd bent ‘en dan?’ te
roepen, ofwel omdat je nieuwsgierig bent -- en wie houdt er niet van goed
vertelde verhalen? – of omdat je het niet eens bent met een door anderen geschapen
situatie waar generaties na elkaar slachtoffer van moeten worden. Maar de
auteur geeft gelukkig niet toe aan dergelijke menselijk-al-te-menselijke
verlangens naar een happy end.
Deze vaak ironisch en lichtvoetig
geschreven verhalen eindigen in zelfmoord, scheiding , dood en verlies, denk
maar aan de tragische confrontatie tussen een Libanese Sjeherazade, de
bloedmooie en intelligente eigenares van een door de Israëli’s bezet
radiostation en de drie soldaten die haar gevangen houden, maar die
onvermijdelijk in de ban geraken van haar vertellingen, een onmogelijk sprookje
uit Duizend en één nacht in een stad die aan flarden geschoten wordt en waar er
geen magische redding meer mogelijk of zelfs denkbaar is.
Het is deze tragische omgeving
die zelfs aan de absurdste verhalen, zoals dat van die twee Sefardische
schoolkinderen die voor de herdenkingsdag van de Holocaust op zoek gaan naar
een geloofwaardige overlevende van de Sjoa, een andere dimensie bezorgt:
‘Het leek een
eeuwigheid te duren met die oude man die puffend en kreunend achter hen aan
sjokte. Zijn benen trilden en zijn knokige knieën sloegen tegen elkaar. Hij
zocht steun bij de trapleuning. Hij was ongeveer zo fit als de negenhonderd jaar
oude Metusalem. Hij kwam eindelijk met een triomfantelijke blik boven, als de
eerste bergbeklimmer. Hij transpireerde zo hevig dat zijn pleister losliet,
waardoor we op zijn linkerarm een reeks getatoeëerde cijfers zagen. Bingo.’
Omer Friedlander:
De man die lucht verkocht in het Heilige Land, Het Spectrum, Amsterdam 2022,
271 p. ISBN 9789000378971. Vertaling van The man who sold air in the Holy Land door Robert Neugarten.
Distributie Lannoo
deze pagina printen of opslaan