Januari 1794. De ik-persoon zit in Danvikens Hospitaal en
hij koestert op dit moment nog hoop, want men zegt hem dat hij niet over al
zijn verstandelijke vermogens beschikt en dat hij dus aan de misdaad die hij
beging, niet ten volle schuldig is. Dat tempert de vrees dat hij naar het
dolhuis zal worden overgebracht, ‘le tombeau des vivants’, een hels oord waar
krankzinnigen voorgoed worden opgeborgen. We weten echter uit 1793,
het eerste deel van de trilogie, dat hoop een ijdel begrip is in Niklas Natt
och Dags Zweden uit de 18de eeuw. In de volgende hoofdstukken
blikken we terug en lezen we hoe de jonge edelman Erik Tre Rosor zich naïef
laat inpalmen door Tycho Ceton, een slavenhandelaar en perverseling. Die zet een
walgelijke machinatie in gang die Eriks geliefde het leven kost en Erik
langzaamaan van zijn zinnen berooft.
In het tweede deel van de roman
ontmoeten we opnieuw tuchtwacht Mickel Cardell, die samen met Emil, de labiele
broer van zijn vroegere kompaan Cecil Winge, de waarheid zal trachten te
achterhalen achter de bloedige misdaad die Tre Rosor ten laste wordt gelegd. Klinkt
dat niet een beetje geforceerd, de broer van de overleden Cecil die plots
opduikt en nu komt helpen? Heeft een misdaadroman dan coûte que coûte een
speurdersduo nodig? Het is een kunstgreep waar ik bleef aan haken en ook verder
viel me op dat Natt och Dag een paar hefbomen nodig had om zijn verhaal in de
juiste plooi te brengen.
Niettemin houdt 1794 uitstekend stand. Meer dan
een misdaadverhaal schrijft Natt och Dag immers het portret van een vunzige
samenleving in het 18de-eeuwse Stockholm, die zich ‘verspreidt […]
als bederf in besmet vlees’. Zweden zit na de moord op Gustav III in 1792 in
een machtsvacuüm, misdaad en verderf heersen, handelaars in mensenlevens
verrijken zich mateloos, Cardell komt tegenover een tegenstander te staan die
moord als een kunstwerk beschouwt. De machteloosheid van de welwillenden is
compleet. 1794 heeft een ronduit apocalyptisch einde, het is een fysiek
en mentaal totaal geruïneerde Cardell die in het derde deel zijn opdracht moet
voortzetten.
In
1795 is het weerzinwekkende ‘gouden’ Stockholm, waar machtige heren zich
aan alle mogelijke vormen van misbruik te buiten gaan onder het mom van
liefdadigheid, nog altijd de hoofdpersoon. Tycho Ceton, die de dekmantel voor
zijn misdaden in vlammen zag opgaan, tracht zijn ondergang af te wenden en is tot
werkelijk alles in staat. Emil Winge ervaart dat hij er in zijn pogingen hem
een halt toe te roepen, al te vaak alleen voor staat, want Cardell is opnieuw wanhopig
op zoek naar Anna Stina. Ze verdween nadat haar kinderen in de brand van het
weeshuis zijn omgekomen. Cardell voelt zich verantwoordelijk en wordt verteerd
door schuldgevoel.
In 1795 is het, net zoals
in 1794 nodig om het hoofd er goed bij te houden. Deze twee vervolgdelen
worden minder door actie gedreven dan 1793 en de plot wordt gaandeweg
almaar complexer. Een groot aantal bijkomende personages wordt opgevoerd en de
verwijzingen naar de historische context vragen gerichte aandacht – de lijst
met personages waar naar verwezen wordt vooraan in het boek, helpt om situaties
te duiden. Maar Natt och Dag is een meesterlijk verteller en hij zet je
aandacht voortdurend weer op scherp met indringende, meedogenloos trefzekere beelden
van een totaal verrotte samenleving. In een geraffineerde taal houdt hij de
noodlottige sfeer die dit tijdsgewricht beheerst, onafgebroken en in elk detail
vast:
‘De hete
muren in de stad koelen ’s avonds af en de ooit zo benauwde duisternis in de
stegen kan niet langer in mouwhemden getrotseerd worden. Zo wikkelt de
wurggreep van de herfst zich om alles wat leeft en daarmee is de zomerse
hittegijzeling snel vergeten. De herauten van de winter kondigen nieuwe
noodtoestanden aan. De vorige winter was zwaar, misschien wordt deze nog erger?
Men herinnert zich iedereen die vorig jaar gestorven is en maakt zich zorgen om
degenen die gespaard werden.’
1793, 1794, 1795 is een gitzwarte, fenomenaal sterke
trilogie. Alle lof ook voor Lammie Post-Oostenbrink die haar meesterschap toont
in de vertaling – 1793 noemt ze haar moeilijkste opdracht tot nu toe,
maar wat een klasse!
Niklas Natt och Dag: 1794, Prometheus, Amsterdam 2020, 445 p. ISBN 9789044642964.
Vertaling van 1794 door Lammie Post-Oostenbrink. Distributie L&M Books
Niklas Natt och Dag: 1795, Prometheus, Amsterdam 2022, 411 p. ISBN
9789044643541. Vertaling van 1795 door Lammie Post-Oostenbrink. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan