Vertaald proza

BOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2022

Stephen Graham: Het geluk van de wandelaar

door Elisabeth Francet

De beer zal het brood uit je hand eten  

Het geluk van de wandelaar
van Stephen Graham (1884-1975), Schots schrijver en befaamd wandelaar, verscheen voor het eerst in 1926. Vertaler Paul van der Lecq en Uitgeverij Oevers verzorgden samen een Nederlandstalige uitgave: een handzaam en verleidelijk ogend boekje dat vandaag nog steeds – of opnieuw – als leidraad kan dienen om onze band met de Natuur (bij Graham met hoofdletter) te herstellen of te versterken.
 
Stephen Graham was een vagebond en avonturier. Hij trok door de Kaukasus en de Oeral, woonde en werkte jarenlang als journalist en leraar in Rusland, vocht mee aan het westelijk front tijdens de Eerste Wereldoorlog en ondernam in de jaren 1920 een odyssee door de Verenigde Staten. Voor zijn wandelingen (veeleer bloedstollende avonturen) door Europa, Rusland en Amerika nam Graham ruimschoots de tijd. Onderweg verdiepte hij zich in natuurfenomenen, lokale fauna en flora, inheemse volkeren en hun gewoonten.
 
Wie het wandelen in de Natuur ambieert, moet volgens Graham een aantal basisvaardigheden aanleren. Zij dient zich te verdiepen in zaken zoals de juiste uitrusting kiezen, de plunjezak inrichten, in de buitenlucht overnachten en koken, in gezelschap wandelen en een logboek bijhouden. De natuurmens, de zwerver, de pelgrim, de reiziger kenmerken zich door hun voorkeur om frisse lucht te inhaleren en in een ruim gewaad te bewegen, eerder dan de hele dag in strak pak en colbert in een muf kantoor te zitten.
 
'Met wandelen voorzie je niet in je levensonderhoud, maar in je levensgeluk,' stelt Graham. De ware wandelaar onderneemt tegelijk een zoektocht naar de zin van het leven en beschouwt de Natuur als gids, leraar en geneesheer. In de Natuur ervaar je het geluk van een vogel. Je wordt er op gratis ochtendconcerten getrakteerd ('een lijster laat nooit de hoed rondgaan') en bovendien maakt de buitenlucht je sterk en weerbaar, zodat kou en regen zelden een probleem vormen. Voorts kan een panoramisch landschap de geest van morbide angsten verlossen en de zintuigen ademruimte geven.
 
Hoewel de dag voor de wandelaar niet op 'het kleinburgerlijke tijdstip van zeven uur', maar om vijf uur in de ochtend begint, hoeft een wandeling niet te betekenen 'dat je op wortels moet kauwen in de woestijn.' Graham verstrekt handige en makkelijk haalbare adviezen op vestimentair (wandelen met een pet van tweed is beter dan met een schuithoed), culinair (een vork is volstrekt overbodig), literair (het best kies je één, moeilijk te doorgronden boek), sanitair en sociaal gebied. Hij benadrukt dat er weinig redenen zijn om angst te hebben voor de wildernis. Het gevaar van wilde dieren wordt volgens Graham schromelijk overschat. Dieren weten het immers wanneer je het beste met hen voorhebt. Zolang je je zachtaardig opstelt, zal de Natuur je verwelkomen: het hert zal niet op de vlucht slaan, het konijn zal je tenen komen besnuffelen en de beer zal het brood uit je hand eten.
 
Bij wandelingen in gezelschap worden er vanzelfsprekend lange gesprekken gevoerd. 'Er wordt commentaar geleverd op het omringende landschap en eerdere wandelingen. Er wordt gesproken over boeken, schilderijen, gedichten en mensen, maar bovenal is het onontkoombaar dat je over jezelf praat.' Wanneer het kampvuur is ontstoken en de slaapplaats in gereedheid is gebracht, breekt een poëtisch moment aan. Een tijd voor 'vrijmoedige gedachtewisselingen, tederheid, weemoed'. De wandelkunst, aldus Graham, kan zelfs de grammatica van het huwelijksleven vormen. Hij raadt jonge stelletjes dan ook aan gezamenlijk een lange wandeling te maken in de wittebroodsweken. 'Onderweg zullen je zwakke en sterke kanten worden onthuld.'
 
Graham beveelt aan om tijdens solitaire wandelingen te zingen: van sprookjesachtige aria's over oude volksliedjes tot schunnige zeemansliederen. 'Liederen zijn de vrucht van een opgewekt humeur.' Mocht je een ingetogen temperament hebben, kun je ook gedichten opzeggen. Verder loont het de moeite om onderweg het gesprek aan te gaan met een vreemde. Dat verruimt het bewustzijn en schept vaak buitenkansen. Bij het 'bietsen' (voor niets eten proberen te krijgen) bepalen je uiterlijke verschijning en voorkomen alles. Graham veroordeelt misbruik van gastvrijheid ten strengste en adviseert om elke keer, als blijk van waardering, een klusje op te knappen voor de gastvrouw of -heer.
 
Behalve een meeslepende en vermakelijke reisgids, is Het geluk van de wandelaar ook autobiografisch, filosofisch en maatschappijkritisch. Graham geeft een inkijk in zijn persoonlijke ontwikkeling tijdens wandeltochten en hekelt het klassenverschil en het kneuterige katholicisme in de samenleving. Wars van de beknellende, victoriaanse levenshouding, laten wandelaars 'een frisse wind' door hun 'vooringenomen brein' waaien, hetgeen hen ertoe aanzet vrijuit te spreken, te handelen, te oordelen. Openheid en nieuwsgierigheid zijn immers de belangrijkste drijfveren van de wandelaar.
 
Ambities hoeven niet altijd hoog gespannen te zijn. In plaats van ruim een jaar in de Siberische wildernis door te brengen, kun je ook besluiten gedurende het pinksterweekend het Engelse New Forest te bewandelen, bij wijze van kleine 'voyage autour de ma chambre'. Op een dag vroeg Graham zich af hoe hij zich bij het wandelen in stedelijk gebied meer door het toeval kon laten leiden. Daartoe vond hij het 'zigzagwandelen' uit, met als eenvoudig principe: neem de eerste afslag links, daarna de eerste rechts, dan weer de eerste links, enzovoorts. Boeiend om te lezen waar hij in zijn 'doolhof van eigen makelij' in en om Londen zoal verzeild raakte. 'Je beslist niet zelf wat je van de wereld te zien krijgt, maar geeft de wereld een gelijke kans om jou te zien te krijgen.'
 
Al doende beseft de wandelaar dat het leven geen hardloopwedstrijd is en dat omgevallen bomen er ook zijn om op te zitten. Neem de tijd en kijk om je heen, drukt Graham ons op het hart. Dompel je onder in de plaatselijke folklore en krabbel je aantekenboekje vol. Behandel het dagboek als 'de perkamentrol van je leven'. Maak er geen waslijst of kasboek van. Breng geen 'Falstaff-achtig relaas over de wijn en het brood dat je hebt genuttigd' in deze of gene herberg, wel een puzzel van mentale momentopnamen: tekeningen, eerste indrukken, plattegronden, gedichten. Zo vergaar je waardevolle (zelf)inzichten en wordt je dagboek een 'journaal van de ziel'.
 
'Wat is een binnenskamers gekoesterde gedachte over de sterren, vergeleken met de meeslepende poëtische ervaring van iemand die daar hele nachten onder heeft doorgebracht, die ze gelezen heeft in de grote buitenkamer van het Wereldruim!' De van nature opgewekte Graham bezat de gave om al wandelend elke zorgwekkende toestand om te buigen in iets positiefs, in een mogelijkheid, in een onvergetelijke ervaring. Als bedreven wandelaar veegde hij de moderne beschaving van tafel, trok de wijde wereld in en maakte de sterren tot zijn vrienden.
 
Stephen Graham: Het geluk van de wandelaar, Oevers, Zaandam 2022, 242 p. Vertaling van The Gentle Art of Tramping door Paul van der Lecq. ISBN 9789492068866. Distributie De Wolken 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri