De negen romans, die de Nederlandse auteur en scenariste Anjet
Daanje (1965) tussen 1993 en 2016 schreef, bleven veeleer onder de radar. Het
tij keerde met De herinnerde soldaat (Passage 2019). Dit boek speelt zich
af na de Eerste Wereldoorlog en gaat over een getraumatiseerde soldaat, die
niet meer weet wie hij is. Tijdens een verblijf in een krankzinnigengesticht
wordt hij door zijn vrouw teruggevonden. Ze neemt hem mee naar hun huis in
Kortrijk, maar niets of niemand komt hem vertrouwd voor, ook zijn twee kinderen
niet. Opnieuw grip krijgen op zijn identiteit is dus de grote uitdaging waar
hij voor staat.
Ook Anjet Daanjes jongste roman, Het lied van ooievaar en dromedaris,
heeft flink de wind in de zeilen. Hij omspant ruim tweehonderd jaar en staat
garant voor een caleidoscopisch leesavontuur. In wezen gaat het vuistdikke boek
over het verlangen naar een onverbrekelijke band met een zielsverwant – tot
voorbij de dood. Anjet Daanje werkt dit verlangen uit in elf op zichzelf
staande verhalen, die tegelijk met elkaar verbonden zijn door de fictieve
negentiende-eeuwse Britse schrijfster Eliza May Drayden. Haar persoon is geïnspireerd
op Emily Brontë.
Eliza en haar twee zussen, Millicent en Helen, groeien op in de pastorie
van het verzonnen dorp Bridge Fowling. Dit hooggelegen plaatsje in het
graafschap West-Yorkshire is door heide en onherbergzame heuvels omgeven, net
als Haworth, waar de zussen Brontë woonden.
Eliza en Millicent (naar
Charlotte Brontë) schreven elk een roman onder mannelijk pseudoniem. Vooral het
boek van Eliza baarde veel opzien. Haar Haeger Mass was dan ook niet
bepaald een roman die wilde behagen. Hij gaat over een vrouw die doelbewust het
leven van haar hartsvriendin ruïneert, omdat die laatste met een rijkaard trouwt
en ze zich daardoor aan de kant gezet voelt. Het is een variant op Heathcliffs
wraakzucht in Emily Brontë’s Wuthering Heights.
In Het lied van ooievaar en
dromedaris begint elk hoofdstuk, op uitzondering van het eerste, met
achtergrondinformatie rond de zussen Drayden. Die info komt uit biografieën,
brieven, verhandelingen en andere publicaties. In het openingshoofdstuk, daarentegen,
leidt Susan Knowles-Chester je zonder zo’n introductie binnen in Bridge Fowling.
Zij is de vrouw die de dorpelingen in de eerste helft van de negentiende eeuw laten
halen om hun doden af te leggen. Wanneer Eliza in december 1847 veel te jong
aan een longontsteking bezwijkt, onderneemt Susan dan ook de steile klim langs
het kerkhof naar de pastorie van de Draydens. Het sluiten van de ogen van een
overledene is een routinehandeling voor Susan, maar tot haar verbijstering gaan
Eliza’s ijzig blauwe kijkers telkens weer open, als zij ze sluit. Door dit
spookachtige fenomeen wordt Susan bevangen door de blijvende vrees dat de Dood
haar omhelsd heeft.
Nog tien andere personen krijgen in de roman hun eigen verhaal. Deze verhalen
schuiven op in de tijd, wat zich ook weerspiegelt in de toonaard en verteltrant.
In het begin zitten er rechtstreekse verbanden in met Eliza. Mettertijd is het
eerder Eliza’s bedeesde en tegelijk eigenzinnige aura dat voortleeft in andere
personages.
Tal
van terugkerende motieven zorgen voor een bijkomende samenhang in dit
labyrintische boek. Er zijn bijvoorbeeld meerdere doodskisten die leeg bijgezet
worden in een familiegraf. Meermaals manifesteren doden zich in de ogen van hun
nabestaanden door voetsporen na te laten op een net gedweilde vloer. ’s Nachts
schrikt meer dan een personage vanwege een vormeloze gedaante die zich in het
donker in de keuken aftekent. En dan is er nog het zwarte boekje vol raadselachtige
aantekeningen, waarvan sommigen wel en anderen niet geloven dat ze van Eliza’s
hand zijn. Binnen Het lied van ooievaar en dromedaris leidt dit kleinood
een leven op zich.
Nog een constante in de roman: gekwetste zielen die na een breuk of
verlies in waanwerelden troost zoeken voor de leegte en de pijn die gepaard
gaat met verraad, afwijzing of vertrapt vertrouwen. Vaak is het verdriet te
wijten aan het verwateren van een symbiotische band tussen zussen. Sommigen
nemen hun toevlucht tot religie of spiritistische praktijken. Anderen zoeken dan
weer houvast in Darwins leer of een onweerlegbare logica. Of ze creëren een
illusie van verbinding door de uitwisseling van intieme brieven of het samen
schrijven aan een roman. Tot welke extremen het voorstellingsvermogen in staat
is, blijkt bijvoorbeeld uit het negende verhaal over de zussen Barker. Daarin
slaat Dora’s verbeelding aan het eind koortsig op hol. Ze dénkt zich ziek en ze
is voor het eerst in haar leven bang voor haar beste vriend, haar eigen geest,
die altijd haar redding was.
Anjet Daanjes fascinatie voor Emily Brontë blijkt ook uit
haar vertalingen van gedichten van de schrijfster van Wuthering Heights.
Deels zijn ze opgenomen in de poëziebundel Dijende gronden, die parallel
met de roman verschenen is. Andere vertaalde gedichten zijn dan weer verweven
in Het lied van ooievaar en dromedaris. Ook dit draagt bij tot de
meerstemmigheid van deze roman, die ruimte laat voor mysterie, die ontroert en tegelijk
verbluft door de heerlijk meanderende zinnen, de weidse opzet en de magistrale
uitwerking ervan.
Anjet
Daanje: Het lied van ooievaar en dromedaris, Passage, Groningen 2022. 653 p. ISBN 9789054524106
deze pagina printen of opslaan