Annemie Deckmyn schrijft een
poëzie die vooral haar grond vindt in haar eigen leven. Dat is niet meteen
spectaculair, maar net in die routineuze aspecten vindt de dichteres meer dan
voldoende inspiratie om talig aan de slag te gaan. Kleine gebeurtenissen,
verrassende afwijkingen, gaande van een drink samen tot een uitstapje: alles
vormt de aanleiding tot beeldende verzen. Deckmyn is inderdaad op haar best
wanneer ze de werkelijkheid transformeert met behulp van beeldspraak. Die
metaforen dragen ertoe bij dat de lezer gewone dingen heel anders gaat ervaren,
veel intenser en op de spits gedreven.
Zoals de titel van haar bundel
al aangeeft, gelooft de dichteres niet zozeer in een kalm en gelijkmatig
bestaan. Ook de diverse afdelingen –- met veelzeggende titels als ‘De wolken’,
‘Donker’, ‘Storm’ en Opgespat zand’ – zijn allesbehalve rustgevend.
Integendeel, naar het aanvoelen van de dichter draait het bestaan onophoudelijk
om een soort van strijd tegen het onvermijdelijke, een gevecht dat meer dan
eens in kosmische termen wordt opgeroepen. Zelf karakteriseert de dichteres
bijvoorbeeld haar eigen situatie vaak in termen van de zeevaart, met een
zwalpend of zinkend schip, een varen op kompas of overgeleverd aan de
natuurelementen… Andere beelden zijn ontleend aan de vechtsporten of aan de
strijd, onder meer via woorden en uitdrukkingen die verwijzen naar de
bokssport. Daardoor krijgt het bestaan veel van een permanente worsteling, iets
wat met het ouder worden steeds dwingender wordt ervaren. Ook de liefdesrelatie
is allerminst problematisch. De kleine gebaren en ergernissen worden
uitvergroot, maar door de keuze van de beelden gaat die intensere weergave vaak
ook gepaard met een soort van ironische blik. In dat opzicht is deze lyriek op
tal van plaatsen hoopgevend en verschijnt het lyrische ik niet als een passief
slachtoffer maar als een weerbaar subject.
Stilistisch is deze poëzie extra
intrigerend door de manier waarop die groteske en soms vrij surreële
beeldspraak wordt gecombineerd met een intimistische zegging. De gedragen toon
verschuift subtiel naar een vreemde sfeer, alsof de dissonanten binnensluipen
in een vaste en geruststellende melodie. Deckmyn weet uitmuntend die
taalregisters te combineren, vaak door het verschuiven van een bekende uitdrukking
of door een woordspeling die haar van de ene sfeer in de andere brengt. Het
lijkt bij momenten haast onopvallend, maar het is telkens bijzonder
functioneel. Storm na storm is
misschien wel een bundel over hekenbare situaties, maar de manier waarop die
hier verwoord worden stemt alleszins tot nadenken, en dat is de verdienste van
de dichterlijke taal.
Annemie Deckmyn: Storm na storm, P, Leuven 2022, 64 p.
ISBN 9789493138810
deze pagina printen of opslaan