Vertaald proza

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2022

Franz Kafka: In het labyrint. Nagelaten verhalen

door Elisabeth Francet

Altijd en alleen in tegenstrijdigheid  

Vandaag kan je Franz Kafka nog steeds tegenkomen: een zwijgzame schim, gehuld in een ruime jas, alleen, aandachtig, kuierend in de straten of de plantsoenen van Praag, of net om de hoek verdwijnend. Niet enkel zijn onnavolgbare werk, ook zijn zoekende geest en nobele inborst spreken lang na zijn dood tot de verbeelding. Zo'n postuum treffen zou overigens niet misstaan in Kafka's nagelaten geschriften. In het labyrint, een selectie uit vele honderden pagina's schetsen, fragmenten en kortverhalen, wemelt van dergelijke ontmoetingen tussen andersoortige wezens in een herkenbare omgeving. De zopas verschenen bundel werd vakkundig vertaald door Ard Posthuma, die Kafka's originele manuscripten als bron gebruikte en niet de na zijn dood her en der aangepaste versies. Alle verhalen en fragmenten zijn geschreven tussen 1917 (het jaar waarin de schrijver het verdict tuberculose kreeg) en het moment van zijn dood.
 
Franz Kafka (1883-1924) groeide op als oudste van zes kinderen in een Duitssprekend Joods gezin in Praag. Fysiek en qua aard leek hij op zijn moeder: een wijze, bescheiden, wat wereldvreemde vrouw. Zijn leven lang zou hij echter in de schaduw blijven van zijn imposante en extraverte vader, slager van beroep. Kafka kende een eenzame jeugd. Hij was melancholisch, trok zich het liefst terug in zijn kamer, las en schreef veel. Hoewel zijn hart bij de literatuur lag, deed hij wat van hem werd verwacht en studeerde in 1906 af als doctor in de rechten, waarna hij als ambtenaar in het verzekeringswezen aan de slag ging. Broodwinning en schrijfkunst hield hij strikt gescheiden. Overdag werkte, 's nachts schreef hij.
 
Het 'zelf' heeft bij Kafka veel weg van een labyrint: een droomachtige entiteit vol gangen en (verborgen) deuren, waar de uitgang ongewis blijft, maar mogelijkheden talloos zijn. Elk (doodlopend) gangetje kan bewandeld en onderzocht worden. Met grote finesse, vaak erg geestig, beschrijft Kafka de doorgaans korte confrontaties tussen zijn excentrieke personages, elk met zijn eigenaardige gewoonten en liefhebberijen.
 
Het eerste – onaffe – verhaal is meteen een schot in de roos. Wanneer een enorme, Oblomov-achtige figuur onverwacht bezoek krijgt van een kleine, geleerde Chinees, wekt de voor beiden even verwarrende confrontatie een abrupte reactie op. Dan stopt het verhaal, zomaar midden in een zin, en hangt het mogelijke vervolg af van de verbeeldingskracht van de lezer. In een ander verhaal werpt een chimpansee, na langdurige gevangenschap en mishandeling door de mens, het aapdom af om zich als mens te ontwikkelen. Hoe het hem vergaat, komen we evenmin te weten. De onaffe fragmenten zijn meestal situatieschetsen – realistisch én surrealistisch, vertrouwd en o zo vreemd – waarin telkens een verstorend, ontwrichtend element opduikt waar je nooit precies de vinger op kunt leggen.
 
Kafka schreef vooral 's nachts, wat het plotse afbreken van de verhalen (deels) kan verklaren. In een schemertoestand tussen slapen en waken, lijkt de wereld op een droom, een onwerkelijk decor waarin levende wezens en dingen hun contouren verliezen en ongemerkt in elkaar overvloeien. De afgebroken fragmenten prikkelen de verbeelding. Spontaan voegt de lezer ontbrekende stukjes toe, waardoor hij bij wijze van spreken meeschrijft aan het verhaal. Het is onmogelijk, zinloos ook, om te achterhalen wat Kafka werkelijk bedoelde. Zijn werk was niet bedoeld voor een publiek. Hij schreef uit noodzaak, louter voor zichzelf, in een poging zichzelf te bevrijden.
 
Doorgaans wordt in de verhalen een ik zonder enige voorgeschiedenis op een willekeurig moment in zijn bestaan tegenover een jij, hij of zij geplaatst. In een sequentie van verstarde beelden raken de personages onderling verwikkeld in iets wat het midden houdt tussen spel en gevecht. Kafka verkent zo de oogpunten van diverse subjecten en verbeeldt telkens vluchtig hun morele dilemma's, zonder opvallende metaforen te gebruiken. In 'Late wandeling' laat Kafka het dilemma subtiel oplichten: je zou er bijna overheen lezen.
 
Nu en dan glippen zwijgende randfiguren naar binnen of naar buiten. Hoewel we slechts een glimp van hen opvangen, lijkt het in wezen om hen te draaien. Neem nu het onaffe verhaal 'In de apotheek', waarin een gedetailleerd beeld geschetst wordt van het gebeuren in een drukbezochte farmacie. Klanten troepen er samen, terwijl ijverige verkopers – alle om mysterieuze redenen van een pluimstaart voorzien – razendsnel de wanden beklimmen om de klanten op hun wenken te bedienen. Dan rinkelt de deurbel en betreedt een voorname arts – als een koning – het pand, met in zijn kielzog drie louche figuren. Onder het oog van de massa begeeft het gezelschap zich naar een mysterieuze achterkamer. De spanning stijgt. Maar waartoe dit alles moet leiden, komen we niet te weten, want ook hier eindigt het verhaal plots.
 
In kleinoden als 'Het lawaai', 'De kaartspelers' en 'Na de Olympiade', drijft Kafka de vervreemding tot het uiterste. Enerzijds is alles in beweging, badend in licht en heerst er een herkenbare drukte vanjewelste; anderzijds is het dodelijk stil, is het 'zelf' volmaakt eenzaam en hangt er een onaardse dreiging. Kafka's verhalen zijn wisselend van kwaliteit, wat de bundel des te interessanter maakt, omdat het doet beseffen dat de schrijver permanent vingeroefeningen deed in alle toonaarden en tinten. Hij speelde meer met beelden dan met woorden. Zijn taal is glashelder, kernachtig en verbluffend precies, zijn beelden daarentegen zijn complex, duister en vaag. Dat resulteert in een clair-obscur waar het licht van de symboliek en het duister van de realiteit, het alomvattende en het kleinste detail in volmaakte harmonie zijn.
 
'Altijd en alleen in tegenstrijdigheid kan ik leven.'
 
Nogal wat Kafka-adepten hebben een vertekend beeld van de schrijver. Menigeen ziet hem als een treurige, vertwijfelde mens, maar het tegendeel is waar, getuigt Max Brod. Brod heeft ervoor gezorgd dat we Kafka überhaupt kunnen lezen, door voorbij te gaan aan diens uitdrukkelijke wens om al zijn onuitgegeven manuscripten na zijn dood te verbranden. In zijn Kafka-biografie licht Brod, als beste vriend van de schrijver, het een en ander toe omtrent 's mans persoonlijkheid. Zo wijst hij erop dat Kafka bruiste van de ideeën, veel gevoel voor humor had, loyaal, consciëntieus en waarachtig was, een grote belangstelling koesterde voor al wat vernieuwend was (van natuurgeneeskunde, over vegetarisme, tot Montessori-onderwijs) en totaal geen interesse had in decadentie. Kafka leefde sober en glimlachte slechts 'om de dwaasheden van deze wereld'.
 
De talrijke kwaliteiten van zijn vriend hadden ook een keerzijde, merkt Brod op. Hypergevoeligheid, hypochondrie, slapeloosheid en angst (voor spiegels, voor binding, voor de werkelijkheid) speelden hem parten. Hoewel Kafka heel eenvoudige wensen had in het leven: een huis, een vrouw, een kind, zat hij zodanig gevangen in schuldbewustzijn, verantwoordelijkheidszin en onvervulbare idealen, dat hij er niet in slaagde ook maar een van die wensen te realiseren. Nooit zocht hij een beschermend asiel: niet in de leugen, niet in de overtuiging, niet in de geestdrift. Hij zat dermate vol tegenstrijdigheden dat hij ook voor zichzelf moeilijk te vatten viel.
 
Kafka was vleesgeworden psyche, immer op zoek naar spirituele vervulling en met een onstuitbare scheppingsdrang. In zijn hoofd zat een enorme wereld, die hij alleen in zijn schrijven realiseerde. Hoewel de hybride personages in zijn verhalen almaar zoekend zijn, kruipend, ingesloten soms, houden ze altijd stand. Ook in Kafka's tekeningen: geabstraheerde beelden, eenvoudige schetsen zonder enige esthetische ambitie, toont zich die spanning, dat conflict. Figuren hellen vervaarlijk over, zweven in het ijle, gaan door een deur, botsen op een muur. Kafka, evenwichtskunstenaar bij uitstek, plaatst de lezer tegelijk binnen en buiten het labyrint van zijn wezen, gedoemd om eeuwig langs een muur zonder in- of uitgang te lopen, niet in staat er werkelijk toe door te dringen, noch eruit te ontsnappen.
 
Franz Kafka: In het labyrint. Nagelaten verhalen, Koppernik, Amsterdam 2022, 167 p. ISBN 9789083237084. Vertaling uit het Duits door Ard Posthuma. Distributie De Wolken

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri