In haar breeds uitgewerkte roman Vuurvader reconstrueert
historica Leen van de Berg het levensverhaal van Elias Francken, die als
weeskind opgevangen werd door een zekere August. Die nam de jongen onder zijn
hoede en overtuigde hem mee te gaan naar de kolonie om daar als zijn assistent
mee te werken aan de rubberexploitatie die ons land, of alleszins toch de
bevoorrechte klasse van rijken en superrijken, welvaart en welstand moest
bezorgen. In een soort proloog laat Van den Berg een ik-verteller aan het woord
die, nu zijn kleinzoon hem is komen vertellen dat hij naar Afrika zal
vertrekken, hem het verhaal wil vertellen van zijn betovergrootvader Elias. Pas
aan het slot van de roman treedt de ik weer naar voren:
‘ik kon het niet langer aanzien
en mijn vrouw en ik wilden niet dat onze kinderen zouden opgroeien als jonge
mensen die het gevoel hadden beter te zijn dan een zwarte, want hoe ge het ook
draait of keert, daar kwam het altijd op neer.’
De manier waarop Elias het leven
in de kolonie ervaart, hoe hij zich staande moet zien te houden in een omgeving
die hem niet steeds even welwillend benadert, vormt de kern van Vuurvader.
Hoe de kleine Elias in het weeshuis de venijnige plaagstoten van onder meer ‘de
Vlieg’ moet zien te trotseren, hoe hij daar op zeker moment door zijn moeder
wordt opgehaald omdat zij zelf ongeneeslijk ziek is en haar zoon wil inschakelen
om aan de kost te komen, hoe Elias dan zelf met haar laatste woorden (‘Deense
kapitein… vaart op de Congo’) blijft worstelen in de zoektocht naar wie zijn
vader zou kunnen zijn: het is de op een aangrijpend-directe manier verwoorde
opstap naar het Congo-verhaal.
Leen van den Berg grijpt graag terug naar woorden en
uitdrukkingen die het leven aan de haven in Antwerpen inkleuren. Ze heeft het
over ‘een vent met een smoel om leer op te kloppen’, over het werk ‘in den
basseng’, ‘een febel ventje’… De verklarende woordenlijst achteraan in het boek
geeft hier voldoende duiding om het verhaal blijvend te kunnen volgen. Met de
nadruk die wordt gelegd op de aandrang van Elias om steeds weer te gaan tellen,
wordt de aanzet gegeven voor wat een psychologisch portret van de hoofdfiguur
zal worden: ‘Hij was gaan tellen om de storm in zijn buik te doen luwen, de
storm die hem meezoog naar het diepste zwart. Zolang hij telde was hij er.
Zolang hij telde bleef hij de baas en kon niemand hem van zijn sokken blazen.’
Met weldoener
en beschermheer August komt Elias dan terecht in onze kolonie. De reis zelf
daarheen, de niet steeds even rustig verlopende tochten over de rivier, de
aankomst in hun post: het blijft boeiend te lezen hoe de jongen zich langzaam
weet aan te passen aan het leven in de kolonie en aan de manier waarop wordt
omgegaan met de mensen die voor de rubberexploitatie moeten zorgen. Zowat van
alle kanten krijgt Elias goede raad aangereikt:
‘het gevaar ligt altijd op de
loer. En als het geen insect of een beest is, dan zijn het de negers. Ze doen
alsof ze zich onderwerpen aan uw gezag en in stilte zinnen ze op wraak. Maar
het is een schoon land en het zijn schone mensen, die ge streng maar met
respect moet behandelen.’
Voor Elias zal gaandeweg zijn verblijf in Congo veel
duidelijk worden, ook waar het zijn eigen positie betreft: ‘In zijn hoofd telde
hij de schijven rubber die hij morgen zou afleveren en hoeveel dat hem en
August zou opleveren aan premies. Hij speelde nu met die arme, zwarte stakkers
het spel dat zijn bazen met jongens als hij en Maurice hadden gespeeld. Een
ingenieus spel van heren met macht en geld, op zoek naar nog meer macht en
geld.’
De
manier waarop Leen van den Berg een inkijk biedt in de spanningen die voor de
mensen in de kolonie persoonlijk en in hun onderlinge relaties komen meespelen,
maakt dat de roman meer is geworden dan een beoordeling of veroordeling van de
aanpak van de blanken in de kolonie(s). August bijvoorbeeld wil zich hoe dan
ook bewijzen tegenover zijn vader en heeft zich ooit, in een eerdere
dienstperiode in Congo afgezet tegen zijn meerdere door te weigeren een zwarte
arbeider neer te schieten. Het ‘waarom’ van zijn houding wordt kort aangeduid.
En voor Elias speelt hier, als in een echo uit Augusts leven, de vriendschap
mee met Nbele, zijn ‘boy’, en de twijfel errond: ‘Elias besefte dat Nbele nooit
zijn vriend zou zijn. Of hij het wilde of niet, hij bleef de meester; hij
behoorde tot de groep van blanke veroveraars die beslisten over leven en dood
en die nooit te vertrouwen waren.’
Vuurvader brengt in een meeslepend en overtuigend
verhaal de sfeer van de beginfase van de kolonisatie in Congo in kaart.
Leen van den Berg: Vuurvader, Manteau, Antwerpen 2022,
303 p. ISBN 9789022339312. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan