Eva Gerlach behoeft geen enkele
introductie meer en al evenmin een aanbeveling. De dichteres is sinds jaar en
dag bezig aan een oeuvre dat zonder meer indrukwekkend genoemd kan worden.
Daarbij slaagt zij erin om vaak abstracte thema’s op een haast visueel aanschouwelijke
manier voor te stellen, met een perfecte balans tussen verbale precisie en
suggestieve verbeelding. Hier geeft
dit project eens te meer op voorbeeldige wijze vorm. ‘Hier’ is immers een
bijzonder interessant begrip: het is abstract, heeft geen andere betekenis dan
een verwijzing naar de positie van de spreker; het is een deiktisch begrip, dat
als het ware verankerd is in de plaats die de spreker inneemt (en als die
verschuift, verandert ook de inhoud van het begrip onvermijdelijk mee). Tegelijk
staat ‘hier’ voor alles wat vertrouwd is, wat ons dichtbij lijkt, haast binnen
handbereik. Daarenboven is dat ‘hier’ niet enkel ruimtelijk maar ook temporeel
geladen, getuige daarvan de wending ‘hier en nu’.
Kortom, in dat vage woordje ‘hier’
zit in feite een kruispunt vervat tussen ruimte en tijd, met een duidelijke
referentie aan de spreker. Die spanning tussen de mens en de omgeving waarop
hij slechts heel gedeeltelijk vat heeft vormt een van de kernthema’s van de
bundel. Dat begint al met een cyclus gedichten waarin Meindert wordt opgevoerd,
een bejaarde man die in een ziekenhuis of een bejaardentehuis verblijft: hij
gaat al zingend en dansend door het leven, helemaal opgesloten in zijn
verbeeldingswereld. Op die manier krijgt de tijd op hem schijnbaar geen vat. De
verteller registreert haast anekdotisch haar personage, maar tussendoor weet
zij treffend de spanning op te bouwen tussen verbeelding en realiteit, tussen
de artistieke en verbale droom enerzijds en de onafwendbare slijtage anderzijds.
Dat is wat ook in andere reeksen gebeurd, zoals ‘Virus’, waar het lyrische ik
als het ware bezwerend de zwaar zieke geliefde tracht in leven te houden met
haar taal en haar smeekbeden; blijkens het slotgedicht van de reeks, waar de
man het huis staat te schilderen, is zij daarin geslaagd. Het illustreert de
grote overtuiging waarmee de dichteres haar taal exploreert tot op het bot, in
de hoop de magie van verbanden en handelingen tot stand te brengen (het doet
niet toevallig denken aan het absolute streven van Gerrit Achterberg).
Deze voorbeelden laten zien hoe het vertrouwde en het
bevreemdende haast vanzelf in elkaar overlopen. In deze bundel is vaak licht,
maar minstens even vaak gaat dat vergezeld van duisternis of schaduwen. Het
universum van Gerlach is er immers een vol bedreigingen. Ook in deze bundel is
het hier soms ronduit onheilspellend: het lijkt alsof er een levensbedreigende
storm rond het huis waart waartegen de personages zich moeizaam staande kunnen
houden, en in een andere reeks schuilen de personages in een kelder voor de
gevaren van een oorlog. Het zijn manieren waarop de dichteres in contact lijkt
te blijven met de actualiteit, maar steevast herleidt zij de anekdotische
gegevens tot meer algemene en symbolisch geladen contouren.
Net die grote intensiteit maakt
van Hier opnieuw een indrukwekkende
bundel. Daarenboven zijn de gedichten wat herkenbaarder dan wel erg
filosofische voorganger Oog.
In die zin biedt deze bundel een uitmuntende kennismaking voor wie nog eerder
vertrouwd is met het oeuvre van een grootse dichteres; excuses voor die
vergetelheid zijn er nu nog allerminst.
Eva Gerlach: Hier,
De Arbeiderspers, Amsterdam 2022, 79 p. ISBN 9789029549394. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan