Van Helle Helle weet je zo langzamerhand dat ze je niet gaat
onderdompelen in een traditionele roman. Ze begint gewoon ergens en gaat ervan
uit dat je volgt, vertelt heden en verleden losjes door elkaar, noemt eens een
naam en een locatie van vroeger, en komt aan het eind van een scène vanuit de
hoofdpersoon Bob ineens met een ik-verteller aanzetten. Toch is er in deze
nieuwe roman wel iets verschoven, echt minimalistisch (weinig, maar
betekenisvolle woorden en dialogen, veel indirecte taal) is ze in BOB niet.
Ze schrijft gedachtes en handelingen meer uit dan we van haar gewend zijn. Ook
dat we hier een mannelijke hoofdpersoon hebben, is enigszins bijzonder.
Een soort van verhaal
is er zeker wel te construeren. Er is hier sprake van een historische roman (midden
jaren 1980), waarin beschreven wordt hoe jonge mensen gaan samenwonen. Ze
hebben het ouderlijk nest in de regio verlaten en zijn verkast naar Kopenhagen.
Het echte leven zou moeten beginnen. Over de vrouw, de ik/we-verteller, horen
we erg weinig, je weet eigenlijk niet of ze vaak niet thuis is, maar misschien
is ze dat ook wel. Deze vrouw is in elk geval schrijfster (dat weten we omdat
Bob dat aan een jonge vrouw vertelt), maar of ze ook ander werk doet, komen we
niet te weten. Het huishouden is niet aan haar besteed. Dat doet Bob.
Beide personages zijn
bekenden, de ik-figuur is dezelfde als de naamloze hoofdpersoon in Helles
vorige roman, Zij. Bob is daarin
een bijfiguur, we kennen hem van een feestje op de boerderij van zijn
hartelijke ouders. Toen waren ze 16/17, nu zijn ze 22 jaar.
Als de boel echt vuil is en de
was zich erg opstapelt, gaat Bob gewetensvol aan de slag. Later zelfs heel
sloom, als manier om de dag door te komen. Hij zou moeten studeren, maar
daarover lezen we nagenoeg niets.
Op zijn eerste (bij)baantje komt hij te laat opdagen, maar
hij krijgt er meteen daarna een in de schoot geworpen: in een hotelletje. Erg vaak
hoeft hij niet op te draven, dus er is meer dan voldoende tijd om een beetje
uit te slapen, een keer naar het ouderlijk huis te gaan, wat te wandelen of wat
treinen te pakken. Dat wandelen gaat soms met iemand anders, een enkele keer de
ik-figuur, een paar keer zijn collega Rudi en een zekere Kola, een meisje dat
belangstelling voor hem heeft. Van Kola krijgt hij als lokaas een baan in een
leuke bar die in de maak is, maar het ziet er naar uit dat de afronding daarvan
nog wel even op zich laat wachten. Het lijkt er meer op dat het Kola er om te
doen is hem een beetje te lijmen en daarna voor een of ander piramidespel te
strikken (dit levert zelfs enige bedreigingen op). Op een gegeven moment is Bob
niet meer nodig in het hotel. Hij wordt ziek en is daar eigenlijk wel blij om:
dan hoeft hij niets te bedenken.
Bob lijkt dus vooral het bekende oudere studententype dat
maar een beetje aanklooit en geen idee heeft wat hij eigenlijk wil studeren en
hoe het daarna verder moet. Misschien ligt hier ergens de reden voor dit
historische verhaal: jonge lezers laten zien dat de sprong de maatschappij in
niet de gemakkelijkste is. En oudere lezers terugbrengen naar dat moment.
Helle geeft
hier en daar vage aanwijzingen dat er iets met Bob aan de hand is. Hij heeft er
bijvoorbeeld al twee ‘sabbatsjaren’ opzitten en is op gezette tijden in paniek.
Hij mist de gezelligheid van zijn ouderlijk huis. Een aardige jongen is hij
wel, bij voorbeeld tegen kinderen. En aan het eind zorgt hij er netjes voor dat
de bibliotheekboeken zijn ingeleverd en de geldzaken geregeld. Het verhaal
eindigt met exact dezelfde drie woorden als waarmee het begon: ‘Bob verhuist
dan…’. Alleen of de vier woorden daarna (waarin de ik-figuur voorkomt) ook nog
komen, weten we niet, de slotzin heeft geen punt.
Hoe een en ander verteld wordt,
is typerend voor Helle Helle. Klopt het of niet, het boeit haar niet echt. De
ik/wij-figuur weet precies waar Bob, als hij thuiskomt maar anders ook, geweest
is, wat hij denkt, welke gesprekken hij voert, welke treinen hij pakt. Je zou
kunnen zeggen: ze is schrijfster, hè, maar ja.
Helle maakt zich ook verder geen zorgen over of je het verder
ook allemaal een beetje kan volgen. Soms vertelt ze een scène niet volledig.
Dat heeft dan kennelijk haar belangstelling niet, eventueel kun je dat als
lezer gaan invullen, maar waarom zou je? Soms zegt ze dat iemand iets denkt,
maar misschien ook niet. Of dat Bob misschien een stern ziet. Voor de
Nederlandse lezer komt daar nog bij dat je hopeloos niet op de hoogte bent van
waar Bob zich bevindt. Voortdurend geeft Helle locaties, straatnamen,
treinreisjes, de namen zeggen je alleen wat als je Kopenhagen kent. Ben je
gemotiveerd, dan kun je een kaart naast je boek leggen. Een geinig detail hier
is, dat Bob met enige regelmaat verdwaalt.
Het voordeel van Helle Helle is,
dat ze vrij dunne boeken produceert. Als je dus na eerste lezing denkt: het zal
allemaal wel, beetje vaag literair gedoe, dan is er nog ruim tijd voor een
tweede. Het verhaal wordt er een stuk gewoner en helderder van, je gaat wat
beter letten op de vreemde vertelsituatie en het zou zomaar kunnen dat je wat
meer sympathie krijgt voor Bob. Maar of je net zo gaat jubelen als in de Deense
pers gebeurt? Hoe dan ook: het is een schrijfster die bijzonder genoeg is om
gevolgd te worden.
Helle Helle: BOB, Querido, Amsterdam 2022, 173 p. ISBN 9789021429724. Vertaling
van BOB door Kor de Vries. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan