Je kan het een
korte roman noemen, of beter een lang verhaal in twee duidelijk onderscheiden
delen. De aanleiding was een artikel van een Israëlische auteur in Haaretz, waarin
hij verwees naar het waar gebeurde verhaal van een Palestijns meisje dat op 12
december 1949 in de Negev woestijn gevangen werd door Israëlische soldaten.
Eerst hadden ze al de leden van haar clan vermoord en haar meegenomen naar hun
kamp. Daar werd ze het slachtoffer van een groepsverkrachting en daarna door de
daders vermoord en in een put geworpen. De titel verwijst naar het ‘kleine
detail’ dat vijftig jaar nadien de aandacht trok van de auteur, die net op die
dag geboren werd. Maar je had dit gruwelijke verhaal in feite ook een ‘fait
divers’ kunnen noemen van de grote oorlog tussen zionisten en de Palestijnen.
In het eerste
verhaal worden de feiten verteld door de commandant die vooral bezig is met de
problemen die volgens hem wél belangrijk zijn: de veiligheid van zijn
manschappen, de ‘zuivering’ van de streek -- dat wil zeggen: het opsporen en
elimineren van alle daar nog verscholen Arabieren -- en de zorg voor zijn eigen
gezondheid, nu hij in zijn slaap door een schorpioen gebeten en geïnfecteerd
werd. Wat hier meteen opvalt, is de vertelstijl die ik bij gebrek aan een meer
accurate term ‘naturalisme +’ zou willen noemen. Geen hyperrealisme, want dat
is het ook, maar een bijna obsessieve zorg voor de minste details, onder meer
van de voortschrijdende infectie, de loden druk van de hitte en de saaie maar
noodzakelijke herhaling van de maatregelen tegen die hitte en de daarmee
gepaard gaande verveling.
Op momenten doet deze alles doordringende verveling je als
vanzelf aan De vreemdeling van Albert Camus denken. Telkens opnieuw wast
de commandant zich grondig en gooit dan het vuile water weg in het hete zand.
Telkens opnieuw, en in ongeveer dezelfde termen, onderzoekt hij elk hoekje en
spleetje in zijn kamer, en vermorzelt hij de spinnen en andere insecten die
overal opduiken. Deze obsessie met zuiverheid en de strijd tegen vijandige
insecten leidt vanzelf naar zijn houding tegenover de Bedoeïenen – hij noemt ze
‘Arabieren’ – die hij uiteindelijk achter een zandheuvel met hun dieren aantreft.
Ook zij worden gewoon, dat wil zeggen niet passioneel of militair strategisch,
als vuile, stinkende insecten vermorzeld. Hier valt de politieke etnische
zuivering bijna vanzelfsprekend samen met de fysieke zuivering. Dat de
commandant zich uiteindelijk ook zelf aan het meisje vergrijpt en zo gezien
zijn rang en verantwoordelijkheid de hoofdschuldige van deze collectieve
misdaad wordt, leek onvermijdelijk.
Zo eindigt het eerste verhaal,
ware het niet dat het kleine detail van de datum die zowel naar de oude misdaad
als naar de geboorte van de Palestijnse auteur verwijst, haar ertoe aanzet, met
een geleend paspoort de exacte waarheid in de militaire archieven te gaan
opzoeken. Omdat zij in de zogenaamde ‘c zone’ van de Bezette Gebieden woont,
moet zij met valse papieren in Israël trachten te geraken. Ze doet dat met twee
gedetailleerde wegenkaarten, een kaart van Palestina van vóór de verdrijving in
1948 (de Nakba) en een recente kaart van het huidige Israël.
Nu ze voor de eerste keer in
haar leven buiten de ‘c zone’ reist, merkt ze hoeveel er sindsdien veranderd
is: honderden dorpen zijn gewoon verdwenen of hebben een Hebreeuwse naam
gekregen, er wonen ook geen Palestijnen meer en in het militair museum wordt
het verhaal over de moord op dat naamloze Palestijnse meisje verklaard als een
typisch Arabische eremoord, je weet wel. En dat haar gebaar om een stuk kauwgom
uit haar broekzak te halen door soldaten als een bedreiging ervaring wordt en
ze zo waarschijnlijk in een vergelijkbaar drama terechtkomt als dat anonieme
meisje uit 1949, is evenmin een verrassing, want de gespannen relatie van 70
jaar geleden is voor alle betrokkenen nog altijd even actueel.
Ook in dit tweede
deel zijn alle details naturalistisch opgetekend en worden ze telkens opnieuw
herhaald, vaak in dezelfde termen. Ook hier geraken de mensen, in casu de
auteur en indirect haar lezers, verstrikt in een uitzichtloze en eindeloze
situatie.
Anders
gezegd: hier is in feite geen sprake van ‘een klein detail’, maar van een grote
tragedie die nu reeds meer dan twee generaties alle mensen in die regio
gevangen houdt.
Adania Shibli: Een klein detail, Koppernik, Amsterdam, 2023, 128
p. ISBN 9789083274355. Vertaling uit het Arabisch door Djûke Poppinga.
Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan